donderdag 8 oktober 2009

Paco’s geweldige introductie van Granada

Na al het opgestapelde ongeluk van de laatste dagen leek elke toegeving van het lot een gunst van jewelste. Zo was ook ons verblijf bij Paco in Granada. Het kwam als één groot geschenk. We werden afgehaald aan de bushalte door Paco, een goedlachse grote, atletische beginnende dertiger samen met zijn vriend José, een iets oudere kerel, beginnend veertiger zo. Het was zondag. Beiden waren ze de avond voordien uitgeweest. Paco verontschuldigde zich voor zijn stem, die na een hele avond praten, drinken en roken wat schor klonk.

Van de eerste indruk aan wist ik dat dit kerels waren die hun huis maar buitenkwamen om wat te spelen. En wat stond er op het spel? Ja, vrouwen. Vrouwen, en onnozelheden onder elkaar die hen beter in de stemming brachten om flirterig vrouwen aan te praten. Ze hadden een klankrijk spel ontwikkeld, een spel van charmante gestes en galante gebaren, een spel van trotse verovering en oprechte, tot deemoed stemmende zelfreflectie, een spel waar Christen al snel aan inzetkant kwam, en ik als deel van het instrumentarium, als uitbreiding van het toonbereik, een leuk spel.
Paco nam ons mee naar zijn flat. Met mij voorop, terwijl José zich met Christen onderhield. Paco vertelde me over zijn leven, over zijn jeugd en vooral zijn studententijd hier in Granada (Granada is een studentenstad, naar verluid met meer erasmusstudenten dan Spanjes oudste universiteitstad, Salamanca), en hij vertelde ook over zijn job in het gemeentehuis die enkele weken voordien ten einde was gekomen. (Ja crisis. Ook bij de gemeente. Hij was overgediplomeerd (met zijn master geologie) en ze wisten dat ze hem niet gingen kunnen houden. Daarom moest hij er al uit bij de eerste bezuiniging.) Nu was hij officieel werkzoekend.
Hij was met couchsurfing begonnen naar aanleiding van de ‘intercambios’, couchsurfingmeetings in Granada rond het thema van interculturele uitwisseling. Hij had graag zijn Engels verbeterd. Zijn Engels was betrekkelijk goed (voor een Spanjaard: want de melodie en het accent van de taal blijven altijd Spaans). Maar hij was vroeger beter, zei hij. Ooit was zijn Engels zo goed dat hij met een baas van een studentenjob mee moest naar Hollywood als tolk. Nu was dat al jaren geleden en zijn Engels was totaal verkommerd.
Ondertussen bleef hij maar herhalen dat zijn stem slecht klonk, dat hij de dag voordien teveel gebabbeld had tegen zijn vriend die al jaren in Engeland als tandarts werkt maar nu even terug thuis is op bezoek. Hij had wat van een kater. Zijn ogen zagen rood. Maar hij droeg zijn hart op zijn tong. En op de koop toe was zijn flat reusachtig. 4 slaapkamers, een nieuwe badkamer, nieuwe keuken, en alles volledig gemeubeld, modern en zeker niet van het goedkoopste.
Onze valiezen werden in één van de kamers gedropt en we gingen zitten in de grote sofa in zijn woonkamer. De airconditioning stond lekker fris, met de thermostaat ingesteld op 28 graden. Buiten was het 10 graden warmer, maar zo was het net goed. Niet te warm, niet te koud.
Paco zette zijn zelfgemaakte ensalada rusa op tafel en nog een andere vriend kwam ons vergezellen. Hij opende een fles prosecco we tafelden gezellig rond zijn salontafel. Tussendoor werd er nog wat rondgeleid en over onze avonturen verteld. Paco had enkele ‘tomatenplanten’ op zijn balkon staan. Negen volgroeide canabisplanten, bijna rijp voor oogst. “Wacht,” zei hij. En hij kwam terug met een serie bokalen met allerhande verschillende wietvariëteiten die hij op tafel uitspreidde. Hij liet me ze uitgebreid monsteren, kijkend, ruikend, voelend. “Zin om eentje te proberen?” vroeg hij. Natuurlijk. José, de bankdirecteur die binnen enkele dagen Spanje voor Brazilië zou ruilen om daar als piloot te werken, meldde dat de kweek van wiet in Spanje legaal is. Of althans niet illegaal: men mag enkele planten thuis hebben staan. Later ook zou de grootste zorg van Paco blijken dat iemand zijn oogst kwam stelen. “Ssht, niet spreken over marihuana op het terras, misschien kunnen de buren dat horen!” – Enkel en alleen omdat hij wou vermijden dat de buren zijn planten kwamen spelen.
Er kwam ons nog een vriend vergezellen en we brachten de middag door gezellig met z’n zessen in de living van Pablo. Van 12 uur ’s middags tot 21 uur bleven we ongedwongen eten, drinken en roken. Buiten was het zoals altijd broeierig, ondraaglijk warm, binnen was het aangenaam koel, een ontspannen siesta-sfeer.
’s Avonds nam Pablo ons mee door de stad. We wandelden wat rond en aten tapas. In een bepaald restaurantje kreeg je per drankje een tapa gratis. Drie pintjes (voor Christen waren dat tinto de verano’s) en we waren verzadigd.
Terug op het appartement was er iets te vieren. Over enkele minuten was het de 31ste augustus. Mijn 26ste verjaardag. Dat noopte om een borrel en een lekker jointje op het terras. Excellent. Niet veel later lagen we te soezen zonder weerga.
Volgende dag was het dus mijn verjaardag. In de voormiddag verkenden we de stad wat met z’n tweetjes, en na een lange siesta gingen we met Paco en José uit naar enkele clubs. Het was moeilijk iets te vinden op een maandag, dan nog voor de aanvang van het academiejaar, maar ze stelden niet teleur. Mijn verjaardag zou, en moest gevierd worden.
José stelde op een bepaald moment voor de volgende dag met hem mee te gaan. Hij zou een vlucht van ongeveer een uurtje over de Costa del Sol en de omgeving maken. Het stond ons vrij mee te gaan. “Huh?” Ik had het er even moeilijk mee het helemaal te begrijpen. Maar toch was het wel zo: hij was een piloot en had voor de volgende dag een vliegtuigje voor vier personen afgehuurd om wat mee over de kuststrook te gaan vliegen. En het was hem eender of we meekwamen of niet aangezien hij daarin nog twee vrije plaatsen had. We verlieten de club rond drie uur om te gaan slapen. José bleef nog even na omwille van een meisje dat hij sinds lang niet meer gezien had.
’s Morgens ging om negen uur werd ik wakkergebeld nog voor mijn wekker afging. José. ‘Oh ja, die vlucht!’ We zouden om half tien klaar staan op straat. Nu zei hij dat hij binnen tien minuten aankwam. Ik voelde me onder mijn kont getrapt door de plotselinge stress. Maar ook draaierig. Ik had gisteren toch wel behoorlijk veel gedronken. Zeker wat van een kater. Christen voelde zich ook niet opperbest. Maar hup hup hup. Douche in, douche uit, kleren aan en naar beneden.
Net op tijd. José stond ons op te wachten in zijn grote volumewagen. We waren vijf minuutjes in vertraging maar “no stress,” volgens José was het allemaal niet zo erg. Hij reed naar de luchthaven, ik bij hem vooraan, hem wat uitvragend naar zijn verleden, en vanwaar die drastische ommezwaai, van bankdirecteur naar piloot? Het was een interessant gesprek. Bleek dat hij een kind had met een Braziliaanse vrouw. De enige reden waarom hij nog niet eerder was vertrokken was zijn huis, een villa met zwembad en alles erop en eraan (Paco had ons al foto’s getoond van een feestje) in een buitenwijk van Granada. Hij wou zijn huis niet afstaan. Maar nu had hij zijn ontslag bij de bank ingediend en een tijdelijk huurcontract afgesloten, en nu wou hij de gok wagen. Van banken had hij genoeg, hij wou vrij zijn, misschien in de toekomst zelf een taxivluchtbedrijfje beginnen in Brazilië.
In het luchthavengebouw van Granada schudde hij handjes met zowat iedereen die er werkte. Wij gingen even zitten terwijl hij een briefing van het vluchtplan ging gaan geven aan de vluchtleiding. We maakten trouwens enkele onnozele filmpjes die ook op http://picasaweb.google.com/YourHighnessJohannes staan. José nam ons mee over helle betonnen vlakte, naar het vliegtuigje, een klein, licht speelgoedvliegtuigje.
Hij legde kort de nooduitgangen uit (welja, hij wees erop dat het bijzonder moeilijk was om er bij een crash uit te raken) en we konden vertrekken. Eerst liep hij nog de lijsten van check’s af en dan was het tijd om de vrij als een vogeltje door de lucht te zweven. Ik had wel nog steeds mijn kater mee, wat wel een beetje gevaarlijk was. Maar het viel wel mee… Neen, echt, het was maravilloso, estupendo… of neen: estupendisima! (Dat is nog beter!)
We vlogen over de Alhambra, een oud Moors paleis en UNESCO-werelderfgoed. We vlogen op enkele meters van de zonne- en pootjebaders op het strand die ons natuurlijk allemaal jaloers tegemoetwuifden. En we maakten de schuinste bochten als dat vliegtuigje aankon en de meest plotselinge stijgingen en dalingen als mijn maag aankon.
José kwam mee terug naar het appartement van Paco waar Christen weer een paella maakte uit dankbaarheid voor al het moois dat we de laatste dagen hadden meegemaakt. Ik, die met mijn commentaar in de keuken niet gewenst was, dekte in uiterste dankbaarheid de tafel, en schonk de heren een biertje uit. Het werd weer een buitengewoon ontspannende namiddag.
Volgende dag bezochten Christen en ik dan uiteindelijk de Alhambra. Iedereen was er al van het begin van onze komst over bezig. ‘Ah, toerist. Je bezoekt toch de Alhambra?’ Ja, euhh, natuurlijk! Is een ander antwoord dan ook toegestaan?
Iedereen heeft wel wat een respect voor werelderfgoed. Maar de officiële erkenning doet een monument vaak weinig eer aan. Zelf kon mezelf weinig tot respect en ontzag stemmen met dat gekrioel van onesthetische, marginale strandvakantietoeristen. Tussen de bruinsessies door kwamen ze even wat cultuur doen. Dat heet dan: foto’s maken van oude gebouwen. ‘Hoe oud? – Geen idee. – Welke cultuurhistorische waarde? – Cultorische watte?’ Ik kreeg er botweg het schijt van, en nog voor ik het complex binnen was had ik er (en vergeef me mijn creatief taalgebruik) de broek van vol. Werkelijk. Overspoeld door het pleps. Vulgariteit alom.
Het is dan ook onmogelijk om fijnzinnige beelden voor de geest te halen, van de decadente sultan in rijkelijk gedecoreerde tronen, van wulpse harems, krioelend tussen fonteintjes en baden, in een dergelijk vervlakte massaal uitgebuite toeristenattractie. Dertien euro betaalden we. In ruil kregen we nog niet eens een plattegrondje van het complex. Er stonden zelfs geen plakkaatjes bij de respectievelijke bouwwerkjes waar de Alhambra uit opgebouwd is. We namen dan maar uiteindelijk onze wraak door een half uur aan een souvenirshop alle boekjes (waar er dan wel genoeg van waren) in te snuisteren en foto’s te nemen van de interessante pagina’s. Ik bleef het maar herhalen: volgende keer koop ik gewoon de fotoboek, volgende keer koop ik gewoon de fotoboek, volgende keer koop ik gewoon de fotoboek… Die dag nam ik er echter alleen foto’s van. Uit geldgebrek, noem het gierigheid.
Volgende dag kwamen onze plannen plots in een ander licht te staan. Het was al langer aangekondigd, maar nu was het onomkeerbaar gebleken. De dood had voor de tweede keer mijn reisverhaal onderbroken. Weer een belangrijk persoon. Op hem gaat één vierde van mijn genetische structuur terug. De herkomst van een kwart van mijn Zijn zou ik nooit meer in zijn mysterie kunnen achterhalen. Mijn twee grootvaders, samen verantwoordelijk voor de helft van wie ik ben, nu allebei overleden.
De begrafenis zou in een weekje plaatsvinden. Christen en ik dachten een manier uit hoe we onze reis een week konden inkorten. We moesten afspraken veranderen, of eenvoudigweg annuleren, en de plannen herdenken. We probeerden al onze geplande afspraken te condenseren tot zes dagen.
We voerden al direct een wijziging door voor ons verblijf bij Gerardo en zijn gezin, een koppel met een kind, uit Albalote, een dorpje net buiten Granada. Van twee nachten verkortten we ons verblijf naar één nacht, zodat we drie dagen hadden voor Murcia en dan nog één dagje in Valencia zelf om van daar uit de volgende dag te vertrekken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten