donderdag 8 oktober 2009

Mette

Laat mij wat terug de rode draad aanhalen. Intussen was ik al bijna drie weken bij Pablo aan het logeren. Nog bij één laatste gastvrouw wou ik logeren, iemand waarmee ik al vaker contact had gehad, iemand die ondertussen van mij verwachtte dat ik nog enkele dagen bij haar zou komen besteden. En zo deed ik uiteindelijk ook. Haar naam was Mette, een Deens meisje van 31 dat in Berlijn studeerde. Ze woonde in één van de saaiste buurten van de stad, in het oude West-Berlijn, Charlottenburg, maar dat was voor mij reden te meer, dat was me nog steeds onbekend terrein en daar wou ik snel verandering in brengen.

Er waren ondertussen meer als vier weken overgegaan sinds ik voor het eerst een verzoekje stuurde naar Mette om ‘op haar couch te surfen’. Ze antwoordde daar destijds op dat het pas over enkele weken zou kunnen, en ze vroeg me haar aan haar belofte te herinneren. Zo deed ik ook en er waren nog heel wat mails op gevolgd, we kwamen elkaar eens tegen op een couchsurfingmeeting, en van toen af aan scheen ik goedgekeurd als haar eerste couchsurfergast. Dat was uiteindelijk een tweetal weken voor ik effectief ook bij haar kwam logeren.
Mette was een slank blondje van 1m75 met een profielfoto waarop dat goddelijk lijf van haar te zien is in een weinig flaterend ontwikkelingswerksteruniformpje tussen enkele zwarte kinderen in een Afrikaans dorp. Haar hele persoonlijkheid leek ik ermee begrepen te hebben. De foto was voldoende. En inderdaad, verdere informatie op haar profiel rijmde daar mee: maatschappelijk assistent met master in international development. Het plaatje klopte.
Ze bevond zich wel in een wat moeilijke periode met haar relatie met haar vriend Florian, een couchsurfer die ik ook ontmoet had op die couchsurfingmeeting. Een sympathieke kerel. Open en assertief, qua karakter helemaal anders als Mette. Want Mette hield haar bitter afgrijzen meestal voor haarzelf; het stond enkel, voor degenen die erom gaven, af te lezen op haar gezicht. Een beetje verwaand inderdaad. Want als ze er dan lucht aan gaf, kwam het meestal in de verpakking van ‘behulpzame kritiek’, maar inhoudelijk kwam het vaak aan als een onderhandse stoot onder de gordel. Een steek werkelijk, ze had zich bekwaamd in het toedienen van steken – al waren die doorgaans niet zo scherp als de bliksems in haar ogen lieten vermoeden.
Het was een mooi meisje, maar ze had enkele hersenkronkeltjes waarin ik me bijzonder moeilijk kon inleven. Ze was eigenlijk een ontzettend conservatief meisje, haar gedachtegangen waren houterig en als ze iets niet graag had moest iedereen (en haar vriendje in het bijzonder) dat als een natuurlijke wetmatigheid aanvaarden. Ze had de vreemdste voorkeuren en ze ervan afbrengen leek onmogelijk. Plus, ik wist ook, zolang ik haar die geprivilegieerde eigenaardigheden niet afneem, neemt ze mij als bondgenoot en vriend. Gelukkig was ze ook knap, dat hielp wel in het tolereren van haar rare kronkels. Ik ging wat haar betreft door als haar bondgenoot en ze nam me onder haar hoede als een echte vriend. Uitgaan deed ze niet, ze gaf me dan steeds de sleutel van haar appartement en af en toe ging ze zelfs bij Florian logeren. Verder had ze altijd wel een andere bezigheid waardoor ze op mijn uitnodiging niet kon of wou ingaan. Ik had met andere woorden alle voordelen van het couchsurfen maar geen van de nadelen – ik moest haar zelfs niet leren kennen.
Een avond ging ik met een groepje van Project Volunteering naar een kraakpand in Brunnenstrasse. Er was een feestje naar aanleiding van de uitzetting. De volgende dag zou het pand op de ‘vrije’ markt gegooid worden (noot: de aanhalingstekens op ‘vrije’ zet ik er enkel voor de socialisten onder ons, de anderen mogen ze uitdoen). Het kraakpand was het laatste in de straat, zei een meisje me. Ik schatte haar 35 en haar inzichten leken me beproefd door haar eigen ervaring. Ze verraste me met enkele observaties: “Wij [de punks] worden verdrongen naar de randstad. Hier was tenminste nog vrijheid, hier kon men tekenen op de muren, de creativiteit de vrije loop laten en decoreren zoals men wou. Nu wordt alles overgenomen door de yuppies. De yuppies nemen de stad over, en de creatieve geesten worden verdrongen naar de periferie!” Berlijnse punkerwijsheden, dit smaakte naar meer. Ik moest weinig aandringen. Ze vertelde over de tijden na de val van de muur, toen de hele straat ‘bezet’ was, toen men er kon eten voor 50 pfenning (25 Eurocent)… Het leven was er perfect. In haar beschrijvingen leek het Berlijn van begin de jaren 90 het paradijs voor de hippies van de tijd: punks. Ik zei dat ik die anarchisten niet mocht, die lui die tegen alles zijn, maar zelf niks doen: ze kunnen niks behalve kritiek geven. Ze was het niet oneens maar ze was het er ook niet helemaal eens mee. Zij was eerder tegen degenen die alles vuilmaakten maar niet opkuisten, van die creatievelingen die een spoor van vernieling achterlieten.
Door mijn gesprek met deze lieve punkster miste ik echter de laatste metro terug. Pas toen realiseerde ik me hoe ver Charlottenburg eigenlijk was. Het was 40 minuten met de U-Bahn, die ik aldus net gemist had; te voet was ik er zeker en vast nog niet voor de ochtend; de laatste optie dan maar: ik ging dan maar op zoek naar een nachtbus. Dat werkte uiteindelijk ook. Twee maal overstappen en wandeling van een 3tal kilometer: welgeteld 2 uur en een half later was ik terug op het appartement van Mette.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten