donderdag 8 oktober 2009

Eindelijk Berlijn

Berlijn gold tot dan toe als eindbestemming van mijn Duitsland-avontuur. Ik ging naar Berlijn met het plan ongeveer een maand te blijven, maar verder was nog niets zeker. Of ik daarna naar Italië ging om Italiaans te leren, of eerst nog enkele weken naar Engeland zou gaan, of ik naar Zuid-Frankrijk zou gaan om met mijn ouderlijk gezinnetje een weekje van de zon te genieten, of ik gewoon rechtsreeks naar Spanje zou doorsteken en me zou gaan beperken tot een grondige studie van het Spaans: niets was zeker; zelfs het aanbod aan mogelijkheden liet ik vooralsnog ononderzocht.

Berlijn was niet alleen het eindpunt, maar ook het hoogtepunt van mijn Duitsland-trip. Berlijn was Duitslands progressiefste stad. Ze werd mij voorgespiegeld als de stad van vrije geesten en kunstenaars, de stad waar jongeren vanuit de verste uithoeken van het spraakgebied toestromen om zich op de nieuwe toekomst toe te leggen, de stad waar sociaal-activisten harmoniëren met de modernste van alle muzikanten (vandaag zijn bijna alle grote techno-, house- en minimal-dj’s en -producers gevestigd in Berlijn).
Berlijn heeft in het voormalige Oost-Berlijn een schat aan lege panden, gekraakt en ter beschikking gesteld aan artiesten, homo’s en andere reactievelingen. Panden die waren achtergelaten na de val van de muur en als publiek bezit verklaard. Iedereen kon er gaan leven. Om zich in zijn basisvoorzieningen te voorzien had men dan ook nog nooit zo weinig moeten werken. Er was ruimte voor creativiteit, voor zelfontplooiing. Alles was er. Ja, dat is Berlijns geschiedenis.
Ik had verschillende boeken waarmee ik Berlijn wou leren kennen. Ook tijdens mijn rit haalde ik ‘Berlin: Alexanderplatz’ boven, een veel te moeilijk boek, volgens één van de meisjes. Het is dan ook geen boek over Berlijn, en ook geen roman in de strikte zin van het woord; het is een boek die een tijdsgeest weergeeft, een boek die me dan ook toestaat in de gedachtegang, in de voortdurende stroom van gewaarwordingen te kruipen van een ware Berliner. Met dit boek wou ik Berlijn leren kennen van binnenuit, ja, werkelijk van binnenuit, vanuit de idiomen waarin men zich verstaat en verstaanbaar maakt, vanuit de uitdrukkingswijzes, de clichés, - want meer ‘van binnenuit’ raakt men niet, of toch niet zonder iemand open te snijden. (Later zou overigens nog blijken dat het boek verfilmt werd: een film van welgeteld 15 uur! wel gedeeld in stukken van 90 minuten – maar trouwens met een score 8,9 op IMDB!)
Ik deelde de Mitfahrt met drie meisjes. Het was geleden sinds Sarah en Katrin dat ik nog eens makkelijk toenadering tot een meisje had gevonden. De laatste dagen, of zelfs weken, had mijn hart maar zelden sneller geslagen. Drie knappe, jonge meisjes en een saaie rit van meerdere uren: een zee van kans. Maar ik zat vooraan, en moest me steeds wat ongemakkelijk naar achter buigen om het vrouwengezelschap aan te spreken. De bestuurder had wel eens gniffelend opgemerkt dat er een stel jonge meisjes bij hem op de achterbank zaten maar verder was hij niet gekomen. Ze waren alle drie van Berlijn. - Welja, ze studeerden er, ze kwamen oorspronkelijk allemaal uit verscheidene gehuchtjes op meerdere honderden kilometer van Berlijn. Twee van de drie waren vriendinnen, zo bleek, de ander was alleen op schok. De twee vriendinnen waren knap. Ik probeerde de sfeer wat te verbeteren en – niet zonder strategische overwegingen – de interesse wat aan te wakkeren. Maar mijn introductievragen leken al snel opgebruikt en uit gebrek aan beter vroeg ik maar wat door over de stad Berlijn; het verschil met Hamburg; hoe ze het stadsleven in Berlijn ervoeren; enzovoort. Kundig verschool ik me achter mijn reizigeridentiteit en bespeelde ik ze wat met quasi triviale vragen, zoals naar hoe ze Berlijn beleefden. Geen zinnig antwoord kwam daaruit voort, maar ik had wel een gesprek in gang gezet, - en mijn schadeloosheid bewezen. Hun meningen polariseerden zich en de meisjes trokken elk aandacht op zichzelf. Berlijn was vuil en chaotisch, - of niet, maar dan toch vuiler en chaotischer als Hamburg. Ze kwamen overeen, toch in grote lijnen. Ze waren vooral voorzichtig als het ging over de slecht geïntegreerde migranten. Elk hun mening, maar dat er teveel waren, kon zelfs het stillere, derde meisje van meespreken. Maar geleidelijk aan kwamen ook meer vragen terug, en de twee vriendinnen complimenteerden me eensgezind met mijn Duits en ze drukten zelfs hun bewondering uit voor dit kleine projectje dat ik zo op mijn eentje aangevangen had. Ze waren lief, maar ze wouden elkaar de loef niet afsteken en al te hard uithalen naar mij.
De twee vriendinnen onderhandelden met de bestuurder om hen er aan een bepaalde metrohalte uit te laten. Zo gebeurde, en bij het uitstappen vroegen ze ineens waar ik heen moest. “Dan kom je beter met ons mee,” reageerden ze en ze overtuigden me mee uit te stappen.
Ze leken het moeilijk te kunnen vatten dat ik helemaal alleen in die grote vreemde stad aankwam, en dat ik me daar op de koop toe ook niet druk om maakte. Onder elkaar overlegden ze en presenteerden me het te volgen traject. Ik moest even mee en dan overstappen. Ze waren lief en ontvankelijk, en toen ik nog hun telefoonnummer vroeg om later eens af te spreken, werd ik des te ontvankelijker beantwoord. Ik kreeg het nummer van Manon en almeteen overspoelde ze me met data van plannen en verplichtingen. Ik kon er niet aan uit en zei haar dat zij mij maar eens een berichtje moest sturen wanneer ze tijd had. Ik had tenslotte altijd tijd: “Ik heb altijd niks gepland maar wel wat te doen, zo ontstaat er altijd wel een prioriteitenlijstje. De vraag is alleen waar jij in dat lijstje zult komen,” daagde ik haar uit.
Manon, het meisje met de originele naam die nu als ‘Manon Berlijn’ net boven ‘Manon Paris’ in mijn gsm kwam. Dat ik haar dat toonde, zal wel een blijvende indruk nalaten; een goede zet.
Ik stapte uit de metro, en in een andere. Berlijn telde 9 U-Bahn-lijnen, een heel pak meer als in Hamburg, en met de trams en bussen en de S-Bahn (Strassenbahn, als onderscheiden van Untergrundbahn en tram en bus) bleek de hele oppervlakte stad relatief snel bereikbaar. Ik reed naar Neukölln Rathaus, in het zuiden van de binnenstad, het Stadtteil onder het hippe Kreuzberg, onder Mitte (trouwens allemaal ‘voormalig Oost-Berlijn’).
De vriendinnen hadden gelijk, Neukölln was een Turkenbuurt. Ik zocht de straat van mijn gastvrouw op een kaartje in de metrogang. Enkele punkers zaten wat verderop op de grond met een mandje voor hen te bedelen. Ze dronken bier uit de typisch Duitse halve literflessen en ik vreesde ervoor dat ze me zouden komen aanklampen. Maar eenmaal de roltrap omhoog gekomen, opgeheven in het heldere van de dag, bemoedigd door de warme zonnestralen, besloot ik bij mezelf mijn Berlijn-avontuur te hebben aangevat. Zolang had ik me over verwachtingen bespiegeld, zolang had ik me allerhande schetsen gemaakt van hoe de stad er zou gaan uitzien, en hoe dat de mensen er zouden uitzien. En hier was het dan, de realiteit, het echte Berlijn. Vuil en chaotisch ja, dat kon ik al snel zien, maar wel Berlijn, en dat was voelbaar. Mensen hier waren Berliner, en daarmee konden ze zich wel op de borst kloppen. “Poor but sexy,” de befaamde woorden van de Berlijnse burgemeester, zoals ik ze herhaaldelijk te horen had gekregen sinds ik in Wenen aankwam, een sterke karakterisering voor drie slechts woorden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten