donderdag 8 oktober 2009

Bar25 en Berlin Calling

Volgende dag sprak ik weer nog eens af met Bettina. Melanie was terug naar haar de school in de buurt van Nürnberg. En het was zaterdag, ik had wel zin om iets meer van het echte Berlijn te leren kennen, het Berlijn van de Berliners.
Ondertussen waren tal van vroegere plannen voor die avond in uitvoering aan het raken. Nina, het meisje die me in Münster had opgevangen, kwam naar Berlijn voor het weekend om een soort auditie voor haar studie te doen en zij wou wel eens afspreken. Marc-Liam kwam die avond ook naar Berlijn. Hij had me ook een bericht gestuurd, te laten weten dat hij die avond wel openstond voor wat ‘minimal techno’ (zoals hij zowat alles noemde wat met uitgaan te maken had en dus eerder te interpreteren was als “Ik zou wel een stapje durven zetten.”).

Ik ging met Bettina naar een openluchtcinema. Ze zou normaal een andere couchsurfer hebben, maar die had op het allerlaatste moment afgezegd. Ik zei dat ze haar stem moest verheffen als zoiets gebeurt, en een negatieve referentie schijven of zo, maar makkelijk te overtuigen was ze niet.
We bekeken Vicky, Christina, Barcelona, de laatst Woody Allen film, een echte vrouwenfilm, maar de humor en die hele verweving van plotlijnen was indrukwekkend. Het druppelde wat, maar dat viel al bij al wel nog mee. Ok, 6 euro voor een nat stoeltje vóór een groot scherm is te veel, maar de film was wel de moeite.
Ondertussen smste ik met Marc-Liam en Nina, proberend ze allemaal samen te krijgen. Na de film belde ik Nina, die bleek zich al klaar te maken voor haar bed. Dus spraken we af met enkel Mark-Liam.
We troffen hem in een bar waar hij zat met twee Scandinaviërs. Ze spraken Engels onderling, en Bettina leek verheugd om Engels te kunnen spreken. Voor de zoveelste keer zei ze, met haar zwaar Duits accent, dat het voor haar geen probleem was om Engels te spreken. In een retoriek niet zonder de minste pretentie liet ze uitschijnen alsof de wereld minstens evenveel aan haar voeten lag als aan de onze. Iets wat ik overigens nooit positief verkondig of verkondigd heb, iets wat ik bovendien ook onzinnig en pretentieus vind. Ze leek te getuigen van haar lidmaatschap aan de community van hippe wereldreizigers, maar wie die ook moeten geweest zijn, geen flauw idee. Bettina scheen ze soms erg chauvin als het op haar kosmopolitisme aankwam. Studeren was haar ding niet. Maar reizen, dat was haar ding. Reizen, film, couchsurfing… Dat waren de dingen waarvoor ze scheen te leven.
(Om daar iets ‘wijs’ tegenover te stellen, kan ik het niet beter zeggen als met Rüdiger Safranski: “Laat ons de hysterie van de mobiliteitsatleten en de global players vooral niet met wereldwijsheid verwarren. Iemand die met een tunnelvisie zijn wereldomspannende zaken najaagt of toeristisch onderweg is, is niet wereldwijs. Daartoe behoort de bereidheid zich in het vreemde te laten verstrikken. Alleen wie door de rijkdom van wereldervaring veranderd werd, is wereldwijs.”)
Marc-Liam was helemaal het tegenovergestelde van Bettina. Al had hij wel een groot deel van de wereld gezien, liet hij zich nooit tot zo’n wereldburgerschappretentie verleiden en bleef hij in zijn denken altijd locaal, altijd op zoek naar de humor in een situatie, altijd parodiërend wat er hier en nu gebeurt, fier door het toeval geleid, zelden veralgemenend, en nooit pretentieus wat zijn afkomst aangaat.
We dronken enkele cocktails en we raakten goed in de sfeer voor een feestje. Marc-Liam kon er niet over ophouden en minimal techno werd het. Bettina nam ons naar Bar 25, een hippe club met een lange rij voor de ingang en veel trendy lui.
Groot deel van Bar 25 was onoverdekt. Het was geen bar, het was een feestresort. Er was een restaurant, een hostel, een club en een podium dat er wat als een (half overdekte) circustent uitzag. En ook de clubzaal zelf was grotendeels open voor de lucht. Het was een ‘zomerclub’. Een open wand werd gedeeltelijk afgesloten met een dik gordijn omdat de nachten nog steeds behoorlijk kil waren (een 15 tal graden). Het publiek was uitgedost met duur en opvallende accessoires (als hoeden, zonnebrillen, riemen) en de laatste trends qua kleding waren alomtegenwoordig. Ik gaf mijn ogen de kost. Ook aan een meisje, een meisje uit New York, zo bleek. Ze wist niet goed hoe ze op techno danste. “Minimal techno,” verbeterde ik haar, met een wenk gericht naar Marc-Liam. Maar die kwam niet aan. Marc-Liam en het Scandinavisch koppel had ik ondertussen uit het oog verloren. Alleen Bettina vond ik nog in de buurt.
In de loop van heel de avond babbelde ik met verschillende meisjes,Bettina met verschillende jongens en er werd veel gedanst. Zij liet zich wat meer gaan en profiteerde van de aandacht die ze van jongens kreeg om ervan te profiteren om zich te laten trakteren of om mee te drinken van hun drankjes. Ik voelde dat het me geraden was afstand te nemen en ik zocht de anderen terug. Ik vond echter niks, buiten dan een joint. Ik vond Bettina ook niet meer terug, weer vond ik niks buiten een joint. Hier en daar bleef ik hangen bij een groepje, en geleidelijk aan veranderde de algemene sfeer. Deze die enkel eens kwamen kijken verdwenen huiswaarts, degenen die ‘op zoek’ waren werden wanhopiger, en bij degenen die er enkel voor de muziek begonnen hun eerste pilletjes te werken. Ik vond Bettina maar niet terug en ik kreeg enkel nog aansluiting bij groepjes jongens die zich wat aan de zijlijn hielden, eerder teruggetrokken, wat naar de groep gekeerd; zo van die groepjes die dronken en jointjes rookten, wat uitwisselden over zaken die nauwelijks iets te maken hebben met het hier en nu van het feestje, zo van die groepjes die niet meer dan af en toe wat dansten en wellicht zaten er ook wel jongens tussen die hier tegen hun zin waren terechtgekomen.
Bettina terugvinden gaf ik na enkele ijdele pogingen op. Overal hoorde ik Amerikaans en ‘continentaal’ Engels en ik voelde me te vreemd, te anders, teveel een buitenaards wezentje in vermomming. Alleen zocht ik dan mijn weg terug naar Project Volunteering. Ik was behoorlijk dronken en het nam heel wat tijd mijn weg terug te vinden. Ik kwam echter wel tot het besef, in een stad te zijn terechtgekomen met jonge mensen van over heel Europa. Op de metro sprak ik met een stel Fransen, Frans, en we hadden het ook precies daarover: over de interculturaliteit die hier heerst, met al de bezoekers, de duurbezoekers en korte termijnsbewoners. De stad leefde op die manier. Het was niet gewoon een plat toerisme, wat me van langsom meer was beginnen ergeren, omdat ik wat vast hing en niet uit die stroom raakte. Uiteindelijk waren zij het wel die Berlijn maakten wat het is. Uiteindelijk waren het wel die tijdelijke geëmigreerde werkloze artiesten die hun makkelijk verdiend geld in het arme Berlijn kwamen uitgeven die het Berlijnse nachtleven zo deden bloeien.
Na een weinig slaap ontwaakte ik door het gerommel en gebabbel in de kamer, met zonstralen genadeloos inbeukend op mijn hoofd. Ik verlegde me wat, sliep verder, gestoord door de anderen in de kamer, geërgerd door de zon. Uiteindelijk was het Nina die me wakkerbelde. Ze was al de hele dag op schok op haar eentje, en ik had haar beloofd wat van de stad te laten zien.
Ik had een reuzenkater. We spraken af in Kreuzberg, gingen naar ‘king of falafel’, een falafeltent waar volgens haar de beste falafels te vinden waren, en liepen daarna verder wat door Kastanienallee in Prenzlauerberg, op zoek naar schoenen voor mij in een tweedehandswinkel, en voor haar niet minder als alles wat ze kon vinden dat haar beviel. Mijn kater en haar wispelturigheid waren niet de beste combinatie, maar ik volgde haar. En een lief 19-jarig meisje als haar kon ik toch niets kwaads zeggen. We namen afscheid met tot ziens en een innige knuffel en gingen elk onze richting uit.
Een naakt meisje, met gans haar lichaam blauw gebodypaintet (geverfd volgens een bepaald procedé), was al wat nodig was om te doen ontwaken. Ik lag half ingedommeld op de stapel matrassen in de woonkamer die ’s avonds over de vloer werden uitgespreid bij het transformeren van woonkamer in couchsurfingkamer. Opeens stond zij daar aan mijn zij. Borsten, poep, toefje haar boven de poes, allemaal naakt en helemaal blauw. Het was een klein meisje, niet bepaald mooi, niet bepaald sexy, maar daar liep ze zo wel opeens: naakt, tussen de wel 20 bewoners en couchsurfers in de flat. Blijkbaar was één van de meer permanente bewoners een bodypainter. Een goede bodypainter, want de schaduwen en de effecten die hij op haar had gebruikt, waren kennelijk vakkundig gedaan. Nu goed, ze was een kunstwerk, dat blauw meisje; ze was een kunstwerk want ze was jarig: en die twee zaken stonden met elkaar in verband. In mijn katerkop bleven de dingen haperen alsof ik mijn eigen stotterende uitleg niet begreep.
Ze kwam ons allen uitnodigen voor de Blue Party die avond, een feestje voor haar en twee Erasmusvrienden hun verjaardagen in een WG vlakbij. Wie in het blauw kwam, kreeg op de koop toe ook nog gratis drank. De hele groep bleek naar het feestje te gaan. Ik was nog steeds moe, maar een feestje van een naakt blauw meisje kon ik niet missen. Ik nam foto’s uit het raam hoe ze over straat liep tussen al de gekleede mensen. Ik kon er maar niet van over. Blijkbaar was ze wel lesbisch. Dat verklaarde, maar ik was innerlijk nog altijd niet helemaal bedaard.
Het feestje werd een groot succes, en dat was er ook aan te voelen. We zaten als sardientjes op elkaar, de kliekjes over vier kamertjes verdeeld, als waren het vier smaken van sardientjes. We kletsten, dronken, dansten, maar de temperatuur steeg en maakt het nog benauwder. Geleidelijk aan doofden ook de laatste sprankjes energie en was ik leeg als een slap ballonnetje. Ik had nog een lang gesprek met enkele andere couchsurfers waarmee ik samen sliep. We hadden het over Project Volunteering en hun hele gedoe over spontaneïteit en het paradoxale gebrek aan duurzaamheid in heel hun boodschap.
Volgende dag sprak ik weer af met Bettina, mijn enige Duitse connectie in Berlijn. Ze had ook een Braziliaanse couchsurfster uitgenodigd, en samen met nog een vriendin van haar kletsten we wat over uiteenlopende thema’s van extreme homoporno (Bettina had er een documentaire over gezien) tot hoe het kan verschillen hoe mensen kussen (en seks hebben). Op de terugweg ’s avonds stootte ik bij het uitstappen uit de tram, net aan het appartementsgebouw van Project Voluteering, op ‘the lounge.’ De couch uit de couchsurfingkamer stond daar samen met een salontafeltje en wat bakken om op te zitten uitgestald naast de tramhalte onder een boom. Het was er buitenaards gezellig – zo te midden de straat. Naast het salongedeelte was er een zwembadje gemaakt. Maar dat had de lange dag blijkbaar niet overleefd. Een heel verhaal. Het kwam erop neer dat een auto met fietsen op het dak de tuinslang had losgetrokken, dat er dientengevolge een overstroming in een appartement was veroorzaakt, en er daar dus nu een plastiek in een kuip lag zonder water. We babbelden verder wat over seksclubs. Dikke Emma vroeg me of ik geïnteresseerd was eens mee te gaan maar ik weigerde beleefd.
Volgende dag kocht ik mij eindelijk een paar schoenen. Eindelijk verlost van het kapotte paar. Later ging ik terug naar Bettina. We kookten en aten samen met een Amerikaan en de Brasiliaanse van de dag ervoor. Er werd aan tafel een ware strijd gevoerd om aandacht. Iedereen eiste een luisterend oor, niemand luisterde. Na lang zitten en rondkijken bolde ik het af. Voor de zoveelste keer werd met totaal ongelijke maatstaven vergeleken hoe onze sociale bijstand en ziekteverzekeringen werken – alsof de wereld aan hun voeten lag. Het had geen zin.
Volgende dag regende het pijpenstelen. Ik had een koffie met Manon, één van de meisjes van de Mitfahrt waarmee ik Berlijn binnenreed. Naast Bettina was zij het enige Duitse meisje dat ik kende in Berlijn. Ze kwam evenwel wat tot de conclusie dat ze Berlijn niet kende en eigenlijk wel wat schrik had van de gekken op het openbaar vervoer. Ze zei zelfs dat ik de stad in die week wellicht al beter kende als zij. Maar ze was sympathiek en eigenlijk deelde ze wel die interesse van mijn perspectief op de stad. Ze leek bovendien ook bereid om me wat in haar vriendenkring voor te stellen, en om voor mij garant te staan in haar sociaal netwerk (hetgeen Bettina wat leek te mankeren). Ze was niet alleen mooi maar leek ook een deur naar een nieuwe wereld, een nieuw, echter Berlijn.
Later keek ik Berlin Calling. Ik stond versteld. Ik ben al langer bekend met de subculturen die rond de technogenres zijn ontstaan en voor mij was het klaar als een klontje, Berlin Calling betekent een revolutie voor de technowereld. Dit was een weerspiegeling van de realiteit, een unicum, een weerspiegeling die voordien nog nooit gemaakt werd. De film wordt gedreven door de muziek van Paul Kalkbrenner, tevens de hoofdrolspeler (in een rol die hij zowaar belichaamd). Zijn muziek bevordert reflectie. Langgerekte melodieën, eenvoudige, zuivere composities, maar bovenal diep en melancholisch van harmonieën: het geeft de film daardoor een existentialistisch tintje. Het bleef lang nazinderen en gaf kleur aan mijn verblijf in Berlijn. Met veel herkenbare plaatsen, zoals Bar25 waar ik enkele dagen ervoor nog had staan dansen, gaf de film me een ankerpunt, om die dansmuziek waar ik zo al jaren van hou te verbinden met de stad, waar het allemaal gebeurt.
Later op de avond ging ik met Bettina naar een couchsurfingmeeting. Er stond iets heel interessants op het programma in de Berlijnse community: een meeting over ambassadeurschap en veiligheid. We volgden een uiteenzetting over wat het inhoud het label ‘ambassadeur’ op een profiel te hebben staan, wat je kan doen om dat te bereiken, wat de consequenties daarvan zijn, zoals welke macht en welke verantwoordelijkheden daarmee gepaard gaan. Mij leek het uiteindelijk toch gekkenwerk, wat die daar deden. Ze hebben niet de macht om profielen te verwijderen, en zelfs niet om op het forum te censureren of de posts in categorieën te dwingen. Het enige wat ze hadden was de verplichting om meetings te organiseren, en dan de eer om de vermelding ‘ambassadeur’ op hun profiel te dragen.
Verder was het groepsgesprek over veiligheid wel heel productief. Ik leerde Pablo kennen, een gladde Franse doctoraatstudent die zich (voor een Fransman) opvallend moeiteloos in het Engels uitdrukte. Ik wekte zijn interesse door in een discussie over het overlaten van een reservesleutel te zeggen dat het niet zozeer gaat om veiligheid, als wel om praktische overwegingen. “Als het buiten regent en de gastheer moet naar de les, dat kun je toch moeilijk verwachten dat je couchsurfinggast de hele tijd buiten blijft... Of als de gastheer er vroeg uitmoet of iets dergelijks.” Mijn kleine publiekelijke redevoering was kennelijk overtuigend. We spraken er nog wat na en van het één kwam het ander en de volgende dag verhuisde ik naar Pablo. Eindelijk ontsnapt uit Project Volunteering! En ik had een flat! Evenwel een nauwelijks bemeubelde flat, zonder gas, met als enige verwarming zo’n klein elektrisch tuig, en zonder ander kookgerei dan een 30 cl waterkokertje…, maar wel voor onbeperkte tijd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten