maandag 29 juni 2009

Uitstap naar Amsterdam II

Ik had het al gevreesd. Vier uur later ging Sri’s wekker af. Het was Koninginnedag.

donderdag 25 juni 2009

Uitstap naar Amsterdam I

Met een plakkaat “Enschede” dat Nina voor me had gemaakt (op mijn aandringen ook met een bloemetje en wat decoratie rond de letters) stond ik langs de kant van de weg net buiten het centrum van Münster. Het kostte me ongeveer vijf minuten daar weg te komen. Het bleek heel makkelijk. Een dikke, fonkelnieuwe Mercedes M-klasse stopte. Het was een vrouw, een type waarvan ik niet meteen zou verwachten dat ze me meenam, een Taise. Haar auto had een Nederlands nummerplaat maar ze sprak geen Nederlands. Een beetje Duits enkel – daar moesten we ons dan mee behelpen.

maandag 22 juni 2009

Eens wat anders: Münster

Münster is een kleine stad. Het is een studentenstad. Op die jaarlijkse toestroom van Nederlandse uitwisselingsstudenten na, zijn er weinig buitenlanders en er is in het algemeen weinig toerisme (ook geen binnenlands toerisme). Aanvankelijk wou ik Münster louter op mijn traject plaatsen omwille van het feit dat het zich op een 50-tal kilometer van de grens met Nederland bevindt, en dat ik graag die ‘invloedsfeer’ wat ontdekt had. Daarbij kwam ook mijn idee dat ik er het plaatselijk dialect, het Plattdeutsch, of Niederdeutsch te horen zou krijgen. Dat bleek evenwel niet het geval. Al snel nadat ik in de stad was aangekomen, zo zittend op een bankje vlak bij het station met een verse, hete döner kebab in de handen, kwam ik tot de vaststelling dat men ook hier slechts twee dialecten, of zeg maar accenten, spreekt, en dat is, Hochdeutsch, en Hochdeutsch vol met grammaticale fouten en een belabberd accent (Turks heet dat accent dan). Plattdeutsch wordt enkel door oudjes gesproken – dat soort mensen van vóór couchsurfing, facebook, msn en dat soort zaken. U heeft er vast al van gehoord.

donderdag 18 juni 2009

Köln II

Volgende dag nam Frederik me mee op een wandeling langs zijn favoriete plekjes in de stad. Het was weer mooi weer en hij praatte gepassioneerd over zijn stad, zijn toekomstdromen en zijn roots. Zij moeder was van Lüttich (‘Luik’ in het Duits). We praatte in het Frans en Duits over cultuur en subcultuur, over grootsteden, industriële steden, steden die in de oorlog werden vernielt en erna weer werden opgebouwd, kortom over alles waarbij we Keulen als voorbeeld konden nemen. Later vonden we een skateboard op straat, we reden het verder en deden elk om beurt wat trucjes. Hij ging naar school en ik zocht Claudi op, die haar weer ergens langs de Rein had gesetteld. Ik skatete daarheen.

dinsdag 16 juni 2009

Köln I

Zes maand was ik nu intussen weg van huis. Zes maanden had ik nauwelijks iets in het vooruitzicht gehad afgezien van wat vage lijstjes van steden die ik wou bezoeken en steeds een profielfoto en een korte beschrijving van degene die me met mijn onderkomen zou helpen.

dinsdag 9 juni 2009

Heidelberg

Het weer was perfect. Het was half april maar het voelde als zomer. Aan het station van Nürnberg vond ik de Mitfahrt waarmee ik via het internet een afspraak geregeld had. De bestuurder bleek een erg interessante man te zijn die Mitfahrtgelegenheit helemaal niet voor het geld bleek te gebruiken. Ik opende de gesprekken met een wat aftastende gedachtewisseling over welke motieven geoorloofd zijn om Mitfahrgelegenheid te gebruiken – zoals verlaging van de impact op het milieu, uitwisseling van ideeën, zichzelf uitdagen in het leren kennen van nieuwe mensen, en natuurlijk ook die gunst die men daarmee aan anderen aanbiedt. Het klonk als een besluit voor de hele discussie wanneer hij me meedeelde zeven Euro te vragen voor de rit – veel minder dan ik had verwacht eigenlijk. Ach ja, onderhandeling afgesloten.

maandag 8 juni 2009

Reichsparteitagsgelände in Nürnberg

Het was zondag. Buiten straalde de zon. Ik was alleen. Ina was aan het werk en ik had de hele dag voor mezelf. Ik nam voor van mijn dag gebruik te maken om het Docu-Zentrum te bezoeken op de Reichsparteitagsgelände. Ik voelde me toch wat te groezelig in mijn kop om mijn dag productief in te richten. Wat gaan ronddwalen op de terreinen van het volksnationalisme leek me dan nog de productiefste tijdsbesteding.

vrijdag 5 juni 2009

Ina in Nürnberg

In Nürnberg had ik afgesproken aan het centraal station. Mijn eerste Duitse stad. Ik probeerde aan het idee te wennen. Het was mijn eerste bezoek aan Duitsland. Voordien reed ik er steeds doorheen. Nürnberg is een stad in het Noord-Westen van de deelstaat Beieren. Het is een relatief grote stad, na München de tweede grootste van Beieren, met haar ongeveer 500.000 inwoners, en heeft een lange en interessante geschiedenis die ver terugreikt tot in de Middeleeuwen. Ze gold in tijden van het Nationaalsocialisme als een typisch Duitse stad, als een prototypische stad, kan men wel zeggen, met een prototypische Jodenhaat met ook op zijn beurt een lange en interessante traditie. In de dertiger jaren vormde het een soort bedevaartsoord, doordat de Reichsparteitag er georganiseerd werd – een dag waarop aanhangers van de Nationaalsocialistische partij uit het hele Duitse Rijk naar ginds afzakten, en samenkwamen om zich te verbroederen, om samen de geroemde Bayerische bieren te genieten. In de oorlog werd de stad volledig platgebombardeerd maar na de Tweede Wereldoorlog werden veel van die Middeleeuws uitziende huisjes wederopgebouwd waardoor het toerisme weer welig kon tieren. Ook vandaag nog is Nürnberg – of het toeristisch pretpark dat er in de plaats van kwam – een veelvuldig bezochte stad. Met deze hele waslijst aan verwachtingen en pasklare kritieken kwam ik aldus toe.

maandag 1 juni 2009

Afscheidskussen

Mijn laatste dagen in Wenen waren volledig op afscheid gesteld. Ondertussen was ik zes weken in Wenen en ik had heel wat duurzame contacten opgebouwd. Ik had een uitnodiging ‘gepost’ in het Weense forum op de site van couchsurfing en had de ‘event’ halvelings georganiseerd als een afscheidsfeestje. Voor de andere helft was het gewoon een excuus om mensen samen te brengen onder het lentezonnetje. We hadden rendez-vous om twee uur aan een metrostation. Laatkomers zouden ons kunnen vinden aan het meer wat verderop.

De groep die op de afgesproken tijd aan het metrostation aanwezig was, bestond echter hoofdzakelijk mensen die ik nog nooit voordien gezien had. Vanzelfsprekend waren ook mensen welkom die ik niet persoonlijk had leren kennen, maar het was wel opvallend, dat van al mijn zogehete vrienden nog niemand daar was. Het was wat ontgoochelend. Ik begon al schimpende woorden te bedenken waar ik ze later nog mee zou kunnen bestoken. Het leek wel een Oost-Aziatische bijeenkomst. Twee doctoraatstudenten uit Iran, één uit Pakistan, een erasmusmeisje uit Turkije en één Oostenrijker die ook nog nooit tevoren gezien had.

De Nieuw-Zeelander Scott bleek er echter wel al te zijn. Hij zat al in het park, aan het water – zoals beschreven stond voor de laatkomers. Hij had zijn gek gekleede Japanse couchsurfers mee.

Tobias (Benedikts kotgenoot) rookte de hele tijd jointjes. Ik rookte wat mee en raakt licht bedwelmd. Ik dronk van twee uur ’s middags die dag en mijn kater van de dag ervoor was er nog gans niet mee genezen.

Maar ik spinde weer plezierige rondjes in het publiek. Ik onttrok me van het ene groepje en ging zitten bij het volgende groepje. Na het kussengevecht kwam een enorme groep ons vergezellen. Overal hernam ik vroegere conversaties met die ‘oude vrienden’ of begon ik helemaal nieuwe.

Pawel wou zwemmen. Eerst rolde hij in de pluimen van één van de kussens van het kussengevecht en dan stripte hij en ging hij het water in. Iedereen keek geamuseerd toe. Hij veronderstelde echter dat anderen zijn voorbeeld zouden volgen. Helaas niet – helaas voor hem. Maar hij liet het de sfeer niet verbotten. Als alle ogen dan alleen op hem gericht bleven kon hem weinig schelen. Hij deed voort met meer enthousiasme dan ervoor. Hij trok zijn boxershort in zijn bilspleet omhoog en iedereen lachte erom. Daarna rolde hij weer in de pluimen, en omdat hij nu nat was bleven ze plakken. Daarna deed hij de chicken dance.

Het werd kouder. Ook voor Pawel. Als een kleine groep die hards werden we de laatsten om op te kramen en door te gaan. Zulema was er ook bij, ook al was ze niet erg gemotiveerd. We gingen desalniettemin naar het geplande concertje van de Japanners. Dat werd iets heel bizars maar entertainend.

Na het concertje overtuigde ik zoveel mogelijk mensen mee te komen naar Chelsea, om daar verder te vieren. Onderweg kwamen we een man tegen die ter promotiebons voor gratis shots uitdeelde voor de bar recht tegenover Chelsea. Hij vertelde dat we er een emailadress op moesten invullen, maar dat dat zelf niet eens moest bestaan. Zijn bazen moesten gewoon iets zien staan en dan kregen we zeker die shot. We namen zijn raad aan en namen ineens ook zowat al van diens papiertjes en met een 25tal gingen we de keet binnen om die shotjes te vragen. En die kregen we ook. Gek genoeg.

Geamuseerd gingen we vervolgens naar de Chelsea. We namen een halve zaal in met onze groep en het feest kon beginnen. Iedereen danste en niemand deed onder. Het werd een geweldige atmosfeer en beloofde een nog betere avond te worden. Zulema en ik hadden echter onder ons al wat andere plannen gemaakt. Een vriend van Zulema kon enkelen op de gastlijst zetten voor een elektrofeestje. We slopen er onderuit en gingen met ons tweetjes met de laatste metro daarheen.

Het viel echter wat tegen. Er waren enkel dronken studenten en het was alsof niemand kon dansen. Ook was de muziek niet van het hoogste niveau. Er speelde een jonge kerel live met een zangeres, en alhoewel de zangeres goed zong, en ook alhoewel we die net tevoren leren kennen hadden backstage, viel de muziek tegen. Er was ook geen drank meer backstage te vinden buiten red bulls. We verstopten een jas in de koelkast en vernamen later dat het die van de zangeres was. Ik wachtte op de eerste metro terug. Ik was nog helemaal alleen.

Volgende dag had ik rendez-vous met Anna. Het zou de laatste keer worden dat we elkaar zagen. Ik had het voordien nog niet zo radicaal doorgedacht. Ik zei het haar ook, ik vertelde haar dat ik haar waarschijnlijk toch meer zou missen dan aanvankelijk gepland was.

Er waren nog tal van dingen die ik niet gezien had. Anna stelde me voor een mooi parkje en een opzienbarend, typisch Jugendstil bouwwerk te gaan bezichtigen, de befaamde kerk van Otto Wagner (Kirche am Steinhof – 1907).

Het was een mooie dag, weer zo’n eerste lentedag waarop iedereen zomers gekleed loopt, ook al is het maar 15 graden. In mijn hoofd voelde ik me een beetje groezelig maar ik liet dat me niet tegenhouden. De zon straalde en onder de warmende stralen leek alles mooier en uitnodigender dan gewoonlijk: het woog dermate door dat de balans als het ware oversloeg en mijn kater uit zijn vestiging tilde. Een Dafalgan deed daarbij natuurlijk ook zijn aandeel.

Anna wachtte me op aan een tramhalte dicht bij haar, dicht bij het parkje. We groetten elkaar weer min of meer onbeweeglijk – zoals gewoonlijk ondertussen. Geen dwangmatige uitdrukkingen van affecties. We gingen meteen op schok. Zij aan zij wandelden rustig de straten door. Ze wandelde te snel naar mijn zin en ik legde haar uit dat we ons niet in ‘transit’ bevinden. We vermochten ook gewoon te wandelen om het wandelen zelf. Beetje rondkijken. Ja want voor een keer was het niet te koud, en het regende niet, dus waarom niet eens wat trager lopen? Ik overtuigde haar heel langzaam. Want ze liep ook heel snel. “Stap uit de transit-zone,” zei ik, “en kom in de publieke ruimte.” We gingen naar het park en zetten ons op het gras. Ik sliep wat. Zij las was.

Erna namen we een metro naar een buitenwijk vanwaar we naar die befaamde kerk konden wandelen. Anna moest toegeven dat ze haar stad toch niet zo goed kende. We liepen zo een uurtje of zo voordat de kerk in zicht kwam. We namen nog een bus en kwamen op het Steinhof. Het was het laatste uurtje daglicht. We waren te laat om de kerk binnenin te bezichtigen. Ik nam wat foto’s van de buitenkant. Het zag er mooi uit met dat roodachtige zonlicht erop. Het bladgoud van het koepeldak glinsterde. Ondertussen kwamen een bepaald soort onderwerpen steeds vaker terug. Anna was geil. Ze vertelde het me op allerlei manieren. Ze deed me pijn in mijn broek met al haar geile praat. Ze raakte me aan, ze kuste me, ze likte en hijgde in mijn oor, ze bevoelde me op onzedige plaatsen. Ik werd er wild van. Ondertussen wandelden we rond de kerk en nam ik nog wat foto’s. Ze liet me geen foto’s van haar nemen.

We gingen het parkje achter de kerk binnen met als doel, wel ja, ze wou mij in een zin dat ik haar ook wel wou. We waren niet alleen, maar we werden niet gezien, denk ik (nu zo achteraf). Het kon me eigenlijk ook niet zo schelen. Het was geweldig. Geweldig, risicovol en spannend, en best van al, zij wou het bijna meer dan mij.

Na ons avontuurtje in het park hadden we honger gekregen. Ze nam me mee naar iets goedkoops met een gezellig terrasje waar we ook een wijntje konden drinken. We aten een typisch Oostenrijkse soep met dikke klompen spek en veel voedzame groenten en aardappelen in.

We gingen naar het appartement, slapen. Dat deden we ook. Maar eerst lazen we nog wat Nietzsche en wisselden we nog wat gedachten uit. Dan hield ook dat op. Ik gaf haar alles wat ik had, alles plus één, plus twee, plus drie, en ze overtuigde me steeds weer om verder te gaan.

’s Morgens moest ze naar de les. Het was behoorlijk vroeg maar ik kon blijven liggen. Een laatste afscheidskus en weg was ze. Ik liet overal in haar flat briefjes achter met onzinnige commentaren.

Terug op het appartement bij Benedikt was het wat hectisch. Ari, die verwacht werd ’s avonds terug te komen, belde dat hij de ochtend nadien pas terug zou komen. Ondertussen wist men niet goed wat gedaan. Het was mijn laatste avond en men wou wel iets speciaals doen, maar ik wou me eerder rustig houden, zodat ik uitgeslapen naar Nürnberg kan vertrekken.

We keken uiteindelijk naar een film die ik gedownload had, Hundstage. Het was een Oostenrijkse film, een typisch Weense film zou je kunnen zeggen. Een donker en hard realisme dat ook in de recente film Revanche zit. Hier ging het echter om een film van dezelfde auteur als Import/export, Ulrich Seidl, een erg controversiële figuur in Oostenrijk. En ook deze film getuigde daarvan. Het ging om de machteloosheid van alledag, gecombineerd met de lafheid en achterbaksheid waar we allemaal wel een beetje van zitten hebben. Benedikt en Tobi raakten echter niet verder dan de toegeving dat het allemaal typisch Oostenrijks is. Dat was het ook, maar de kleinburgerlijkheid erin reikte voorbij de grenzen, me dunkt, en daar komen mensen als Benedikt en Tobi vanuit hun zelfkritiek op hun wankele Oostenrijkse trots veelal niet over. Spot drijven met zichzelf kunnen ze wel, maar het kritische aspect ervan inzien, neen dat is blasfemie.

Volgende dag maakte ik me klaar voor een dag van verhuis – eens wat verder als ik in de laatste weken had gedaan. Het stemde me op slag serieus. Ik kwam weer in de gesteldheid van lange tijd tevoren: de reiziger, de beschouwelijke reiziger, overal heentrekkend om te bezien, de horizon af te speuren, te ontdekken, te taxeren en te besluiten. Het was een houding die ik al gewoon was aan te nemen. Ik sterkte me erin, en de vertrouwdheid gaf me kracht.

Via een site op het internet, mitfahrgelegenheid.com, had ik een lift gevonden. Ik sprak af in het Duits. Het was een jonge man, hij was zelf van Nürnberg en was hier in Wenen met zijn ouders op vakantie gekomen.