’s Avonds wou ik bewegen. Al die zware dingen mochten niet langer zo zwaar doorwegen. Ik begreep het leven weer, en losheid was hetgeen dat ik begreep: hou je leven in een losse greep: want los gevat is het leven onvermoeibaar veerkrachtig. Ik belde Sander op. Op die manier zag ik hem en Lien na al die tijd nog eens terug. Veel was er gelijk gebleven, maar er was ook veel veranderd. We praatten de hele avond over hoe de zaken veranderen.
De volgende dag werd een familiedag, en ’s avonds gingen we naar restaurant met het hele gezin, inclusief de vriendinnen van de broers, Alexia en Elke. Het werd een typisch Belgisch maal, met een typische familiesfeer van overvloed en een soort van dankbaar genieten. Toch wel iets wat ik had moeten missen – alleen had ik het me nooit gerealiseerd hoezeer ik dit missen kon. Is kunnen-missen misschien ook een talent? Net als dit dankbaar, bezonnen genieten?
De volgende dag werd mijn laatste dag in Gent. Ik sprak af met Jan en we deden een wandeling in Gent, namen een aperitief en gingen vervolgens eten met Sander en Matthias. Het was heel ontspannend en in zekere zin helend om weer terug te zijn in deze zo vertrouwde omgeving. Jan leek gelukkig, en had vele leuke verhalen, en ook de anderen bleken inspiratievoller dan verwacht. Ik moest even lachen toen ik Matthias zijn plan hoorde om taxichauffeur te worden (aangezien hij nu op zijn 26ste nog maar net twee maand zijn rijbewijs had) maar het deed me goed om mijn vrienden over hun ambities en vooruitzichten te horen praten. Dit was nog zoiets dat ik vergeten was – de toekomst van de mensen waarmee ik was opgegroeid. Ik had de laatste maanden enkel aan de mijne gedacht, en, in beperkte zin ook eens meegedacht en meegedroomd met de mensen die ik op mijn pad tegenkwam. Maar geen plan kan ik zo makkelijk meehelpen inschatten en afwegen, als het plan van een vriend. En die vertrouwdheid met hun ideeën en hun wensen, viel me zo opmerkelijk licht, het voelde zo gemakkelijk vertrouwd, dat het des te meer deugd deed eens in langere, belangrijkere termijnen te denken, in deze vederlichte termen. Als je elkaar kent, kun je uiteindelijk heel wat meer mee vooruitkijken, en zodoende ook je toekomst in je persoonlijke omgeving voorzien.
De volgende dag had ik afgesproken met Birgit in Leuven. Mijn laatste nachtje uit zou een nacht in Leuven worden. Birgit had ik leren kennen op een festival in Antwerpen. Ik wou Jan toen koppelen met een meisje, en zo sloeg ik uiteindelijk aan de praat met Birgit – voor hem. We hielden nadien contact en ze bewees zich via msn een toffe gesprekspartner die altijd wel voor wat gezever te vinden was. Ik wou nu van de gelegenheid gebruik maken om Leuven eens te bezoeken. Ik had al even niet meer op de vertrouwde, ‘Vlaamse’ manier met een meisje kunnen praten, en hoe vertrouwd ik me ook begon te voelen in het Frans, bleef het toch makkelijker me in mijn eigen taal uit te drukken. En dan zeker als het aankomt op humor, op grappige allusies, ironische woordgrapjes, en allerlei andere verfijndheden.
We wandelden en doorkruisten de stad. We dronken een aperitief in een café, aten een spaghetti in een studentenrestaurant, en deden nog enkele studentencafés. Later sprak Birgit af met enkele vriendinnen en gingen we allemaal samen naar een danscafé. Het was leuk om de sfeer van de Belgische studentenfuif nog eens mee te maken, al was dit iets helemaal anders dan wat ik Gent gewoon was. De zaal was modern en mooi ingericht en de drank was betaalbaar. En alles was heel laagdrempelig, vooral de muziek. De meisjes vonden het evenwel nodig alles mee te zingen. En gek genoeg kenden ze ook al die ‘goeie ouwe’ plaatjes van de jaren 80 en 90. We dansten de late uurtjes weg en we eindigden voldaan maar uitgeput. Het was helemaal geslaagd.
De volgende ochtend ging ik naar huis om mijn zak te maken. Mijn kater woog op me. Op de radio beluisterde ik het o zo vertrouwde Vlaams nieuws. Het was het weer: "Het weer,” zei een vrouwenstem, en heel kort daarop: “Grijs, regen, en morgen wellicht hetzelfde weer." Het vatte goed hetgeen samen wat ik hoegenaamd niet zou missen. Het Vlaams nieuws had ik wel gemist. In een ander land is het altijd enigszins of de hele gesternte van wereldse gebeurtenissen tot stilstand komen. Kranten en televisiejournaals in Frankrijk gaan uit van een gans ander publiek, en voeren een heel andere selectie door. Want, voor de duidelijkheid, niet voor niks vroegen me vele Fransen of er van die politieke crisis in België een burgeroorlog zou van komen – en dit terwijl ze niet eens weten wat die andere taal is die ze in Belgique spreken. – In een foldertje uitgegeven door militante anarchisten (met als titel: 25 en avance: la carte d’identité électronique en Belgique) las ik zo dat het toch maar iets vreemds was om zo in Brussel Vlaams te horen spreken: ‘en dat voor een Franstalig land.’ Treffend.
Ik had nog steeds het probleem niet kunnen oplossen hoe ik de volgende dag om zes uur ’s morgens in Zaventem zou raken om mijn vlucht naar Wenen te nemen. Uiteindelijk bleek er geen andere oplossing. Om negen uur ’s avonds belde ik Felix met de vraag of ik daar mocht slapen om zo ’s morgens een trein uit Brussel naar Zaventem te hebben, de enige mogelijkheid om om 6 uur daar te raken. Felix stemde in, ik nam thuis afscheid en nam de trein naar Brussel. Felix was een film aan het bekijken, een Weense film, Import/export. Het was een harde film, een bitterhard realisme dat meteen ook een subversieve kant toonde van Wenen – de o zo mondaine operastad. Het overtuigde me ervan dat mijn verblijf in Wenen op zijn minst bewogen zou zijn.
’s Morgens ging mijn wekker af op een onmogelijk uur. Ik stond op en glipte het huis uit. Een zeer vroege woensdagochtend in Brussel: ik keek met een poëtische blik naar het langsglijdend stadslandschap terwijl ik er met mijn zak doorrolde en me een weg naar het station baande. Zo liet ik dat dierbare Belgenland en al die duurzaam verworven vriendschapsbanden weer voor enige tijd achter mij, met de blik voorwaarts gericht, de horizon afspeurend naar mijn pad, het pad naar het avontuur.