donderdag 8 oktober 2009

De Spaanse Britse Olga

De weg van Malaga naar Velez leidde ons langs kilometers aan betonnen nederzettingen. De hele kuststrook volgebouwd met schaamteloos lelijke complexen. Eigendommen van Duitsers, Engelsen, Nederlanders, Skandinaviërs, Belgen… We reden langs vele verlaten bouwwerven ook. “Hier bouwen wij,” stond te lezen op de restant van afgetakeld werfbord. Maar er werd nu net niks gebouwd. Op vele plaatsen was de grond reeds voor verkaveling gereedgemaakt, de werfborden stonden er al, maar de geldstroom (uit het noorden) scheen plotseling opgedroogd. Overal prachtige symbolen voor Spanjes financiële crisis (ongetwijfeld één van de ernstigsten). Overal stukken van Spanjes al zo fragiele ecosysteem vernietigd, om plaats te ruimen voor de rijken uit het noorden. Maar die waren blijkbaar plots tot het besef gekomen dat het toch niet zo’n goed idee is om te investeren in Europa’s lelijkste kustlijn. Genivelleerde stukken land, met hier en daar wat werfafval, en dan zo’n werfbord, meer was er niet aan te zien. De bus reed door het trieste landschap door naar Velez Malaga.

Olga haalde ons op aan de bushalte in Velez Malaga, het gehuchtje dat bij nader toezien een echte stad bleek te zijn. Ze nodigde ons meteen uit op een koffie en de kennismaking kon beginnen. Gesterkt door de koffie schoot ze als het ware uit de startblokken. Christen en ik kregen er amper een woord tussen. Haar ouders waren beiden van Spaanse afkomst. Haar vader was een psychoot, vertelde ze, gek genoeg om voor de Engelsen achter de Duitse linies te gaan om hun plannen te weten te komen en door te geven aan de Britten. Daarmee bekwam hij zichzelf en zijn gezin een Brits paspoort en daardoor was Olga ook in Engeland opgegroeid. Waarom ze als kind van Spaanse ouders Olga heette? Wel, zestig jaar terug was Franco aan de macht met een regime dat het communisme verwierp. Als tegenreactie gaven vele linksen hun kinderen Oost-Europese en Russische namen, waar Olga dus één van was. Ze was niet te stuiten.
Haar vader bleek ontzettend rijk maar was op het moment zijn dood officieel getrouwd met drie vrouwen, en zijn hele erfenis was naar zijn laatste vrouw gegaan. Dit zou één van de vaker terugkerende onderwerpen zijn in haar vertellingen. Ze was nog steeds in een proces verwikkeld met die vrouw – aangezien die onrechtmatig met hem getrouwd was, kon ze die erfenis niet opeisen. Of haar argumenten geldigheid bezaten wist ik, zoals steeds in haar passionele vertellingen. Ze vertelde en vertelde. Eén vraag was genoeg om haar een uur aan het woord te horen. Nog voor de eerste dag voorbij was had ze haar hele leven verteld en begonnen stukken terug te komen die ze eerder al had verteld, zij het met andere details, andere klemtonen, en soms ook schijnbaar incompatibel met wat ze enkele uren voordien nog had verteld. Maar over de waarheid wat betreft haar levensverhaal konden we haar vanzelfsprekend tegenspreken. Dat was trouwens ook hetgeen waar ze een boek over schreef: inclusief die man van haar die haar had laten zitten voor een andere vrouw en ervandoor was met al het geld en al wat ze ooit samen bezaten. Intussen rebelleerden ook haar kinderen tegen haar en het was alsof ze helemaal verstoten was en niemand had om op terug te vallen.
Het was nochtans een nobele vrouw, met een verzorgd Engels taalgebruik en zich steeds gedragend in overeenstemming met de regels van het goed fatsoen, ja ze gedroeg zich tegenover ons met ruimschoots het respect en consideratie dat men kan verwachten van een couchsurfingervaring. En ze woonde inderdaad in een pittoresk alleenstaand huisje tussen de velden (mét een zwembad). Alleen bleef ze maar spreken. En er was geen houden aan. De eerste avond werd het 3 uur ’s nachts voor we ons van haar konden losrukken en slapengaan. En ook de volgende dag. We zouden eerst wat studeren en Christen wou me haar plan eens uiteenzetten zodat ik voortaan mee kon zoeken naar nieuwe couchsurfers om de gaatjes op te vullen, maar neen. Af en toe viel ze zichzelf in de rede en onderbrak ze haar eigen woordenstroom om te zeggen dat we nu maar beter eens vertrokken als we nog iets van de dag wouden hebben.
Uiteindelijk vertrokken we ook. Olga had twee mooie fietsen die we met plezier uitleenden. Ik had liever eens apart met Christen neergezeten om het over onze volgende gastheren en gastvrouwen te hebben, maar goed. Onze volgende halte zou een hostel in Sevilla zijn, zoveel was alvast zeker. Maar voor de gastheren daarna stonden er nog enkele vraagtekens in dat schriftje van haar. Maar tijd hadden we hoe dan ook genoeg. Het kwam er enkel op aan hoe we onze tijd indeelden. We besloten Velez Malaga wat te gaan verkennen.
De zee was ook een optie. Volgens Olga lag haar huisje op twee kilometer van de zee. In werkelijkheid was het eerder tien keer zoveel. Voor we besloten het centrum van Velez te verkennen dachten we eraan naar de zee toe te rijden. Maar een tiental minuten waren genoeg. De weg was plat en recht, auto’s raasden aan ons voorbij, en de zon, ja die was nog altijd daar. In die tien minuten had ik daarenboven al de helft van onze watervoorraad naar binnen gespeeld.
We reden het stadje binnen. Op een grote lichtreclame zag ik de temperatuur geafficheerd: 40 graden. Het was het type hitte waarbij zweet geen moment op de huid blijft plakken. Het water dat ik dronk ging via die kleine omweg van mijn lichaam rechtstreeks de lucht in.
Velez Malaga was een kleine stad. Net zo goed had het haar betonnen woonblokken, maar de sfeer in het centrum had iets gemoedelijks. Geen scootertjes met scheldende gekken, geen dronken bedelaars, geen intimiderende macho’s, maar ook geen hete brokken schaars gekleed vrouwenvlees. Het was een provinciestadje.
Het stadje lag tegen de flank van een heuvel. Bovenaan stond iets wat op een ruïne van een kasteel leek. Dat werd ons doel. Daar wouden we naartoe. Op naar de top. We fietsten langs de winkelstraten, langs het gemeentehuis, en langs, wat leek, het dorpplein. Daar zagen we een gang omhooglopen, een smalle weg met treden, die verdween in een bocht in een soort portaal, het leek wel de ingang van een kerk. We besloten onze fietsen hier vast te maken en eens te gaan kijken. De plek leek tamelijk doods. We maakten de twee fietsen aan elkaar vast, en liepen de weg op.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten