woensdag 7 oktober 2009

Feestjes te midden van de seksindustrie

Die avond ging ik terug naar Julien, mijn ‘emergency couch’ die nu voor enkele dagen mijn iets vaster adres zou worden. Hij nam me direct mee naar een barbecue. We reden halfweg rond langs de Alster, het grote meer waarrond de verschillende wijken van Hamburg liggen uitgespreid. Het was dik bezaaid met stipjes die eigenlijk zeilboten waren. Honderden, of zelfs duizenden minuscule zeilboten, sommige groter dan andere, maar in het echt allemaal even groot. We fietsen tot een graspleintje aan de andere kant van het meer. Juliens vriendin was er, evenals een aantal andere bekende gezichten van vier dagen voordien. We aten en dronken veel en uitgebreid. Julien was zodanig onder de indruk van het vlees, dat hij in grootse poëtische vervoering zei: “Was dit diertje nog in leven, dan had ik het toch wel eens lief, belonend over zijn kopje geaaid.” Mijn lachspieren hadden Julien wel gemist.

Het werd donker en kouder. Iedereen ging huiswaarts. Het was woensdag, normale mensen moesten de volgende dag werken. Julien niet en hij nam me naar de Hamburgerberg Strasse, de ‘andere kant’ van de Reeperbahn, dat is te zeggen, een zijstraat van de Reeperbahn in de tegengestelde richting als vorige keer, een buurt met ietwat anders georiënteerde bars. En minder hoeren en hoerenlopers: belangrijk detail. We gingen clubje binnen waar enkele kerels in een sofa voor zaten in een liefdevolle bedwelming, naar eigen zeggen veroorzaakt door MDMA (extacy). Zo hard wouden ze voorbijgangers in hun vreugde deelachtig maken dat ze zelfs iedereen hun drugs aanraadden. Sympathieke kerels, maar ze praatten absolute onzin.
We onttrokken ons kordaat maar daadkrachtig en liepen de club binnen. Nog voor we binnen waren hadden ze weer wat anderen aangeklampt in hun weg door de straat. Er speelde elektro. Het scheen ons de enige bar in de straat die op een woensdagavond nog wel even doordeed. We dansten als enigen en Julien ontsloot zich, zoals altijd, helemaal. Geen schaamte, alle remmen los, hij gedroeg zich als de buitenlander die hij was.
Meer volk kwam binnen, maar de sfeer leek er niet bepaald in te komen. Juliens danspasjes sloegen niet aan en we gingen naar een populairdere bar. Daar maakten we er een spel van om ‘achtergelaten’ flesjes bier op te speuren. In de drie uur dat we er waren kochten we niks om te drinken. We dansten wat rond en maakten grappen met de mensen rond ons. Aanvankelijk ‘vonden’ we op de toog en op de tafeltjes flesjes die bijna leeg waren, maar al snel ‘vonden’ we ook flesjes die gewoon nog niet aangeroerd waren. En we dronken en dronken, lieten geen enkel flesje aan ons voorbij gaan. Pas de dag nadien, met een hoofd dat ongeveer dubbel zo zwaar aanvoelde als normaal, besefte ik het risico dat we daarbij namen, en het geluk dat ik nog een rechte neus en al mijn tanden had.
Wel had ik pijn aan mijn arm en mijn borst, ter hoogte van mijn tepel. Ik moest even zoeken in die veelheid aan troebele maar hilarische beelden die ik van de avond had overgehouden om het moment terug voor de geest te halen. Blijkbaar had ik tegen een meisje iets gezegd in de trant van “hallo, wie ben jij?” Welja, een meisje dat ik wel al langer had opgemerkt maar niet had aangesproken. En toen zei ze toch wel: “het is 50 euro bij mij.” Waarop ik vervolgens met een sarcastische waas in de ogen antwoordde: “ik ben eigenlijk een voorstand van vrouwelijke emancipatie, misschien wel nog feministischer als vele vrouwen: ik vraag 50 cent, om de prijs van de condoom te delen. Alles eerlijk, weet je wel.” En toen was het: ze sloeg me met haar vuist op mijn arm, draaide nijpend mijn tepel om, en duwde me van haar weg. Ze vond het dus niet grappig.
De herinnering bevestigde wat ik eerder al vond van de grimmige sfeer in de uitgaansbuurt van de stad. De gevolgen van een alomtegenwoordige aanwezigheid van een sekscommerce zou je kunnen zeggen. Flirten was onmogelijk; elk flirten leek een bedinging van seks.
De dagen volgden elkaar op en ik trachtte de banaliteit te ontvluchten en zocht ik toeverlaat bij mijn nieuwe, ietwat beschaafdere vrienden, Döblin en Hesse (mijn nieuwe boeken).
Eén avond was er een feestje bij een vriend van Mark-Liam, bij de zoon van de uitbater van de Fish ’n Chips waar ze altijd gaan. Hij was net begonnen met zijn eigen zaak, een garage voor moto’s. Het was een Turk en het gezelschap was zoals verwacht behoorlijk exclusief Turks. Maar allen dronken ze alsof de Koran slechts een boek onder de boeken was, en mannen en vrouwen dansten onverstoord op de minimalbeats van de dj.
Ik ontmoette er Lenki, een vriendin van Mark-Liam die uit een stadje in het noorden van Hamburg kwam en hier kapperschool studeerde. We praatten veel en we leken wel te flirten. Mijn haar was in maanden niet meer geknipt en ik overtuigde ze om mijn haar te knippen. In de badkamer moest dit wel, zodat we het haar enigszins konden opvangen, in het bad namelijk. Maar de badkamer was tevens de enige WC in het appartement en dat zorgde voor opschudding. Het knippen werd gestaakt als een Turkse man ermee dreigde zijn broek voor ons neer te laten en zijn ding te doen met ons erbij. Niet veel later glipten we naar buiten, Julien, Mark-Liam, en de twee meisjes en ik met mijn half kapsel. De man was zich ondertussen serieus aan het opwinden over hetgeen wat zonet gebeurd was, en het leek ook maar best dat we het er niet langer rokken. Die Turken toch.
We gingen terug naar de Hamburgerberg Strasse, de straat waar Julien me eerder al naartoe nam. Maar nu was het vrijdag, en de straat was heel wat drukker dan voordien. De vriendin van Lenki splitste zich af en Julien, Mark-Liam, Lenki en ik gingen een tot de nok gevulde elektro-club binnen, maar het werd niet uit te houden en Lenki en ik glipten weer naar buiten. Het regende. We gingen ons in een sofa onder een afdakje zetten voor een andere bar en praatten wat (in het Duits). De vraag brandde op mijn lippen maar ik kreeg ze maar niet gesteld. Ik wou en zou haar kussen. Maar nu niet. En dan had ik mijn kans verkorven. Mark-Liam en Julien kwamen ons vervoegen. Het was hen ook te warm daarbinnen.
Volgende dag bereidde ik me voor om verder te reizen naar Berlijn en ik vond een mijn Mitfahrt. Ik reed naar Berlin voor 15 euro met een Turk, een zelfvermeende kunstenaar die zijn auto vollaadde met vier mensen die 15 euro per persoon betaalden – 15 euro was de juiste prijs geweest als we met twee in de auto zaten, nu verdiende hij er zo’n 45 euro aan.
Gelukkig was er wat entertainment onderweg. Halverwege de rit hielt hij halt voor een plaspauze. Toen hij weer vertrok, bleek hij zijn gsm en sigaretten op het dak te laten liggen hebben, waar hij pas bij het oprijden van de autostrade aan werd herinnerd. Een roetsjende geluid en alle inzittenden draaiden synchroon het hoofd om toe te kijken op de hoog opbotsende gsm. Hijzelf reageerde paniekerig, door direct op de rem te gaan staan en in een nonchalante, bijna dodelijke zwaai zijn wagen aan de kant te zetten. Vloekend spurtte hij achter zijn gsm aan. Maar hij kwam gerustgesteld terug, hij werkte nog. Hij was opgelucht. Ik ook, we hadden zijn paniekaanval overleefd en ik raakte in Berlijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten