woensdag 15 april 2009

Smartelijk inspiratieloos

Na die eerste week in Wenen was ik om zo te zeggen gewend geraakt aan het nieuwe levensritme dat ik aangenomen had. Ik keek niet meer naar de stad, ik keek bij wijze van spreken louter nog naar mensen, in een routine van iemand die ‘blijft’, al was het maar voor 4 weken (of 6, zoals het uiteindelijk geworden is), maar ik keek niet meer naar de stad vanuit die beschouwelijke positie van tevoren. De vriendelijke contacten waren duurzaam geworden. Ja, boven alles waren die contacten belangrijk geworden, ook al werd die prioriteit al vlug opgevolgd door de nummers twee en drie: ik moest namelijk een achterstand inhalen om die stomme blog geupdated te krijgen (het werd tenslotte een hele onderneming om mijn indrukken over mijn verblijf in België, mijn vrienden, mijn familie op een kritische doch respectvolle wijze te herschrijven), en moest ik wat beter op mijn geld beginnen letten. – Een hele resem van prioriteiten, waarachter de beschouwelijke reizigerfiguur in mezelf wat op de achtergrond verdween.

Ik was in een nieuwe modus van vlucht terechtgekomen. Zoals in de maanden voordien keek ik niet meer dan enkele dagen vooruit als het op verblijf aankomt, maar nu lag mijn grootste focus op de komende maand. Ja, hoe zou ik die maand comfortabel doorbrengen, hoe zou ik dat combineren met Duits leren, en ook met enige participatie in al de schoonheid die Wenen te bieden heeft. Ik zou er tenslotte voor een maand deel van uitmaken.

Mijn verblijf bij Maria (een meisje dat ik op de tweede Faschingfuif leerde kennen) werd wat een tussenfase. Van aan het begin inspireerde ze me bitter weinig. Toen ik toekwam liet ze me binnen en bleef wat staan. Ik deed – zoals gewoonlijk in Oostenrijk – mijn schoenen uit. Nog bleef ze staan. Ze sprak wel verrassend goed Engels. Ze had een half jaar in New York gewoond, in Queens, zo vertelde ze zonder veel aandringen.

Ze woonde samen met een ander meisje, Isabel, een rosse met een rond gezicht en rood gekleurd haar waarvan de kleuring half uitgegroeid was. Het zag er lelijk uit. Het duurde verder nog even vooraleer ik erin slaagde uit te vissen hoe ze elkaar kenden. En ook dan, na lang uitvragen, begreep ik er nog weinig van. Ze waren kennelijk niet erg goed in dit soort introductiegesprekjes. En bij een gebrek aan instructies die zo gewoonlijk bij een verwelkoming en introductie horen, droeg ik het mezelf maar op mijn zak in Maria’s kamer in een hoekje te gaan zetten. Maria bleef steeds bij me staan en babbelde dan zachtjes voort totdat ik me er met een eerder gewelddadige ruk van onttrok.

Later ging ik, eveneens bij gebrek aan alternatief, zelf op verkenning, simpelweg om te weten waar de badkamer en keuken was. Alles was evenwel ruim en modern. De keuken was perfect. Een reusachtig aanrecht, een mooie tafel met typisch Oostenrijkse zitbank, een microgolf, afwasmachine en wasmachine… Wel nogal rommelig. Maar naast de keuken was een klein kamertje met wat matrassen en een salontafeltje. En dit zag ik nog wel mijn kamertje worden. Ook de badkamer was enorm. Het was een grote ruimte en alles was er aanwezig. Een mooi appartement, vertelde ik Maria, en we gingen zitten in de sofa in haar kamer en babbelden wat.

Dat babbelen verliep evenwel wat vreemd. Maria praatte immer monotoon en onenthousiast. Haar Engels was perfect, maar stil, en ik miste zo vaak belangrijke woorden. Ook na een ‘wablief?’ bleef ze steeds even stil babbelen.

Ze vertelde dat ze een roman schreef. Dat leek me heel ambitieus voor een meisje van 22 jaar die ook nog tegelijkertijd twee masters deed (Kunstwetenschappen en Sinologie), maar ik gunde het haar, ook al omdat ik de laatste jaren ook wel geïnteresseerd was geraakt in literatuur. En verder bleek ook dat haar hobby lezen was. Later zou blijken dat ze zowat al haar vrije tijd ermee opvulde. Maar het ging ver, te ver (naar mijn zin voor een gezond evenwicht). Maria bleek ‘zo iemand’ met een heimelijk fantasiewereldje, zo wat in zichzelf gekeerd, gedachten afkerend van wat voorhanden is, stiekem vluchtend naar universa van helden en geniën. Ze rekende haarzelf daar wellicht ook toe.

Eerst verheugde ik me dat ik eindelijk eens iemand ontmoet had met een gemeenschappelijk interesse voor literatuur, – maar bij nader inzien keek ik met afgrijzen toe op haar vluchtmentaliteit. Terwijl ze zo stil tegen me haar incoherente verhalen vertelde, kon ik niets anders dan – eerlijk gezegd – wild en eigenlijk genadeloos afbrekend denken: “Peeeuuuut, fout! Taal draait niet om gewoon vertellen! Interesse wekken is wat je moet doen! Iets interessants vertellen! Jezelf interessant maken! Ja, maak jezelf interessant of zwijg!!” Beleefdheidshalve (en ook om de simpele reden dat ik niet direct een alternatief onderkomen had) vroeg ik steeds naar verduidelijking en verheldering, en ik rok zo mijn inbeeldingsvermogen uit tot ver voorbij wat ik tot dan voor mogelijk hield, zo totdat ik op het punt kwam dat ik het gevoel had iets gecommuniceerd te hebben gekregen. Maar daar kwam ik echter niet vaak. Het leek wel alsof mijn uitgerekte inleving als een onafgevuurd elastiekje terugsprong in mijn gezicht. Slap hangend, uitgerekt tot ver voorbij punt van maximale elasticiteit. Er was totaal geen communicatie meer. Ook niet meer in mijn hoofd met mezelf.

‘s Avonds nodigde ze wat vriendinnen uit voor een etentje. Ze had een heerlijk grote keuken – die spijtig genoeg wel een onmogelijke puinhoop was. Na enige tijd kwamen vier meisjes ons vervoegen, vriendinnen van Maria. Maria kookte een gerechtje, Chinees. Ze at altijd Chinees, zo bleek. Ze studeerde ook Sinologie, maar eigenlijk kon ze niks anders koken. De vriendinnen stonden in de keuken te kletsen terwijl Maria kookte. Ze liepen haar in de weg, en niemand hielp haar. Maria liet ondertussen de olie uitkoken tot er zich een dikke krot onderaan de wok had gevormd. Het stonk. Ik ergerde me nog wat meer, maar ter wille van de beleefdheid probeerde ik me wat afzijdig te houden, of toch ten minste gematigd in mijn oordeel. Ik probeerde wat op te ruimen, maar de vriendinnen stonden in de weg en ik ergerde me nog meer. Ik zette de tafel dan maar en ging me zetten.

Zeggen dat ik bij vijf meisjes zat, zal misschien doen vermoeden dat er op z’n minst één naar mijn ‘smaak’ bij zat. Maar niks was minder waar. Elk van deze meisjes was onaantrekkelijk, ja stuk voor stuk, en erger nog, ze waren conformistisch, onzelfzeker, onzelfbewust, en ze praatten het soort roddelblaadjesonzin dat voor mij van niks dan een gebrek aan creativiteit getuigde. Hoe afwezig ik de hele avond ook al was geweest, ik was des te blijer als de avond om was en ik mijn ogen gewetensvrij kon sluiten. Ik sliep de eerste nacht in Maria’s kamer, op de sofa, ver van haar bed.

Het was pas de ochtend nadien dat het me daagde. Het was voor de spiegel dat ik stond wanneer ik me voor het eerst begon zorgen te maken over die uitslag die zich aan het uitspreiden was van mijn hals over mijn borst. Het zag rood en mijn huid was duidelijk geïrriteerd. Bovendien jeukte het onvoorstelbaar, en, zo moest ik bij mezelf toegeven, ik was al twee dagen kregelig van de jeuk. Dat was een te duchten oorzaak voor al dat zelfmedelijden waarvan hierboven getuigd werd. Met een dermate geïrriteerd lijf kon ik inderdaad maar moeilijk iets nieuws appreciëren. Maria en haar vriendinnen hadden dat bewezen. Ik nam een bad, dompelde mijn lichaam in het warme water en hoopte dat het zou overgaan.

’s Middags stond Maria ook op en gingen we naar een ‘running Sushi’. We waren met zestal en troffen elkaar voor het gebouw waarin het restaurant was. Het was een nieuw gebouw, het bleek een shoppingscentrum. Maar het was goedkoop: - ik begreep dat deze locatie een verschil uitmaakte als het op de prijzen aankwam. We betaalden er 10 euro voor een plaatsje en konden zoveel nemen als we wilden en ook zo lang blijven zitten als we wouden. Ik voelde me niet al te gezond, maar mijn eetlust leed er niet onder. Kleine plastik kommetjes gingen op een rolband langs ons tafeltje. We namen waar we zin in hadden, en probeerden allerlei vreemde dingen uit. Sommigen daarvan vlogen algauw weer aan de kant, maar anderen smaakten verrassend goed.

Ik at een 20tal van die kommetjes en we bleven een tweetal uur zitten. Die 10 euro had ik zo wel terugverdiend, dacht ik zo. We kraamden op, namen afscheid van een deel van de meute en Maria en een vriendin leidden me voor naar de Naschmarkt, een lange strook vlakbij het centrum waarop een soort permanente markt staat gevestigd. Het werd zo’n typische couchsurfingwandeling. Ik werd als een buitenaards wezentje rondgeleid langs allerlei zaken die mij op tal van verschillende vlakken boeiden, maar spijtig genoeg op geen enkel van deze waarop mijn gidsen me wezen. Na enige tijd ging ik voorop lopen – uit ergernis eenvoudigweg, omdat ze zodanig veel op me wachtten dat ze me in de weg liepen en ook achter ons een kettingbotsing veroorzaakten.

Ik had het moeilijk om alleen te zijn. Ik had het moeilijk om alleen te wandelen, het bleek onmogelijk om naast hen te wandelen – het leek wel of we altijd ofwel vóór ofwel achter elkaar liepen: we konden eenvoudigweg niet met hetzelfde doel in dezelfde richting gaan. Mijn beschouwelijke zelf werd zo langzaam de versmacht. Ik kreeg geen vrij lucht meer. Ofwel liep ik in de turbulenties van Maria, ofwel moest ik de verantwoordelijkheid nemen voor de turbulenties achter mij.

Deze metafoor bleek ook van canonieke waarde. Want zo was het ook in de meeste van onze gesprekken de volgende dagen. Ik ergerde me mateloos aan Maria’s levensstijl. Nochtans had ik ze eens gekust. En ik kon er ook altijd een tweede keer van maken. Ik herinnerde me haar vraag of ik in haar bed wou komen ‘surfen’ nog maar al te goed. Maar vanwege mijn uitslag had ik een goede reden om me wat terug te trekken – ook al sloeg ik daar nauwelijks in. Ik had een zalfje bij de apotheek gevonden en ik nam een pilletje tegen allergieën en ondertussen wachtte ik tot het over was. ’s Avonds wou ik vroeg gaan slapen, ook al was het zaterdag. Maar mijn uitslag ging niet van de ene op de andere dag weg. Ik hield me nog enkele dagen rustig, geïrriteerde huid, en geïrriteerd door al wat te dicht kwam. En ook al wist ik dat mijn oordeelsvermogen erdoor beïnvloed werd, en dat mijn oordeel over Maria wellicht te grof was, ik kon me niet houden, en ik vond nieuwe, positieve kijk op de situatie.

Na vele uren op zoek te zijn geweest naar de mogelijke oorzaken, hoorde ik van Anna, het meisje dat ik op het eerste Faschingfeestje in Fledermaus gekust had, dat ik misschien ‘kissing disease’ had – klierkoorts. Ze vertelde dat ze een vreselijke uitslag had over haar ganse lichaam die verschrikkelijk jeukte. Ze stelde me voor om me te vergezellen naar een dokter. Ze ging akkoord en maakte een afspraak bij haar huisarts.

Ik vertelde het verhaal aan Maria (vermits ik die gekust had), en vertelde erbij dat volgens Wikipedia de kans niet meer dan 5% bedraagt dat ik ze de ziekte nog niet gehad heeft en derhalve niet immuun is. Ze was makkelijk overtuigd en zag er geen gevaar in. De volgende dag zag ik Anna dan terug. Het was goed om eens met iemand buiten die beperkte kring rond Maria te spreken.

Ze wachtte me op aan de tramhalte en tezamen gingen we de praktijk van de huisdokter binnen. Het was vreemd iemand die ik maar zo kort gekend had aan mijn zijde te hebben – en dan nog als degene die mij vermoedelijk besmet heeft met ‘kissing disease’. Erg mooi bleek ze bovendien niet. Nu ik ze zo ongeschminkt in klare dag zag, kwam ik wat terug op mijn eerste oordeel. Ze was een erg gewoon meisje. Sympathiek en open, maar niet helemaal wat ik als aantrekkelijk beschouw.

Het bleek wel een goede zaak dat ze mee was. Ik kon langs geen kanten uitleggen wat er gaande was. De dokter sprak nauwelijks een woord Engels. En het was complex. De dokter twijfelde of ik de ziekte wel zou hebben. Niettemin liet ze me volgende dag terugkomen voor een bloedproef. Ik ging nog even mee met Anna en we aten iets samen en babbelden wat. Ze wou ook wel nog een tweede kus. Ik niet. De volgende dag zou ze me weer vergezellen bij de bloedproef.

Dat deed ze ook. En ze vergezelde me ook naar de Deutsch Akademie, waar ik het bedrag moest gaan betalen om mijn lespakket Duits vast te leggen. Bezorgd dat ik klierkoorts had ging ik die dag weer vroeg slapen. De uitslag was aan het wegtrekken maar ik voelde me zwak en lusteloos, net zoals de lijsten met symptomen het voorschrijven, en ik wachtte bijgevolg de resultaten af om verder mijn vooruitzichten te ontwikkelen. Met klierkoorts zou ik misschien gedwongen worden mijn reisplannen voorlopig af te breken. En niemand hier kon me daarin helpen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten