vrijdag 22 mei 2009

Nog meer hallo Anna

Net als Benedikt woonde Evelyn in een ‘Turkenwijk’. Het heeft lichtelijk iets intimiderends, door straten te lopen met enkel Turkse winkeltjes, waar de enige andere blanken op straat trainings en baseballpetjes dragen. Anderzijds heeft het wel iets eenvoudig, iets heel klaar en doorzichtig. Ik ben een buitenlander net als zij, en de enigen die tot criminaliteit in hun eigen wijk in staat zijn, zijn die 16 jarige snotaapjes die overal wel voorkomen, meer beïnvloed door MTV dan door eender welke traditie of ‘cultuur’.

Het was vrijdag. ’s Avonds was er een foodparty. Evelyn organiseerde klaarblijkelijk graag foodpartys. Toen ik terugkwam van de les zat de sfeer er al goed in. Er werden oneindig veel verschillende dranken gedronken en gerechtjes gegeten. Iedereen had iets mee – dat was ook de opzet. Matej maakte een punch met de meest uiteenlopende ingrediënten, met onder andere kaneel, kokosmelk, sangria, oosterse kruiden en fruit. Ik dronk van de pintjes die ik had meegebracht.

Ik babbelde weer met vele verschillende mensen. Een stel Amerikanen, en ook een knap meisje wiens nummer ik vroeg opdat we later eens kunnen afspreken (wat ik uiteindelijk nog vergat te doen), en uiteraard Evelyn en Matej. Ik begon overigens te vermoeden dat Matej een homo was.

Benedikt en Tobias waren er ook. Ze gingen erna naar Chelsea en vroegen of ik geïnteresseerd was. Evelyn moest de dag erop vroeg opstaan en zou niet veel later gaan slapen. Ik kon nog één nachtje bij Benedikt slapen (die op wandelafstand van Chelsea woont), zodat ik dan de volgende dag de metro terug kon nemen. Zo verlengde ik mijn verblijf bij Benedikt toch nog met één nacht.

In Chelsea kwam ik de twee Erasmusmeisjes van mijn Duitse les tegen, de Turkse Simru en Servische Vildana. Tobias zei dat ik meer mensen kenden als hij. Niet onterecht. Ik werd algauw aan een hele bende Erasmussers voorgesteld. Heel wat korte introductiepraatjes volgden. Een van de meisjes zei dat ze “Hungary” was waarop ik vroeg of ze dan nog niet gegeten had. Ze begreep het niet.

Benedikt praatte met enkele collega’s van het werk. Mij interesseerden ze niet erg, ook al omdat Benedikt er zichtbaar oninteressant stond te wezen. Tobias bleef het grootste deel van de avond bij de Erasmusmeisjes en ik. De Servische Vildana vroeg me hoe groot mannen in de EU zijn. Ze was ongeveer zo groot als mij en het was me duidelijk dat ze zich om die reden niet aangetrokken voelde. We hadden de hele avond dat soort conversaties: over of EU-mannen trouw zijn, hoeveel kinderen ze willen, hoeveel koppels in de EU scheiden enz. enz.

De Turkse Simru kwam uit Istanbul (in tegenstelling tot de meeste Turkse immigranten bij ons) en was zoals altijd heel hip gekleed. Ze was net als de meeste anderen van de kliek 20. Haar vriendin was erg knap. Ze was ook van Istanbul. Vildana vertok en we dansten de rest van avond met ons drieën. De twee vermeende pick-up artists, eerst Benedikt, al snel gevolgd door Tobias hielden het al snel het voor bekeken. Maar ik deed voort. Ik had een derde sleutel dus kon ik nog even nablijven met de Erasmussers.

De volgende ochtend wachtte ik niet tot Benedikt of Tobias opstonden. Ik ging meteen naar Evelyn. Ze had me immers gevraagd voor half twaalf terug te zijn. En ja dat was vroeg. Ik besteedde het grootste deel van de dag slaperig op de bank bij Evelyn, over het internet chattend met Anna en enkele vrienden uit België.

Ik had voor ’s avonds nog een uitnodiging voor een Einweihnungsparty (inwijdingsfuif), van twee meisjes die ik op het Angewandte feestje had leren kennen. Ik had Benedikt en Tobias meegevraagd. Maar Anna had ook een Einweihnungsparty bij een vriendin van haar. Dat begon om 8 uur al. En Benedikt liet op zich wachten. Hij belde maar niet. Ik belde Tobias. Tobias had geen zin meer en Benedikt bleek op schok met een meisje. Dat verklaarde. Ik bewoog toch maar wat en ging uiteindelijk tegen 10 uur mee met Anna naar het Einweihnungsparty van haar vriendin. Zo kwam ik eindelijk eens in een puur Oostenrijks gezelschap terecht.

Het was een typisch flatfeestje. Enkele blowers waren iedereen aan het aanzetten om te delen in hun roes, en er werd gedronken en gezeverd zonder eind. Velen waren geïnteresseerd in wie ik was, wat ik deed enzovoort. Ik was exotisch. Anna kende aanvankelijk enkel die ene vriendin en nog een ander meisje, maar ik duwde ze wat voor me uit als het centrum van de belangstelling. Een meisje vroeg of we een koppel waren. Anna was goed met lastige vragen. Ze zei neen. Iets vreemd om openlijk te zeggen voor een vriendengroep. Niet veel later wou ze mij weer kussen. Ik weerde ze af. Ik vroeg haar hoe dat zat met de openbare zedenschennis hier. Ik had geen zin in ‘sex in public’, zei ik – voorlopig dan toch tenminste.

Ze vroeg me ook om nog wat meer over waarden te vertellen, waar ik die middag op Skype over had zitten vertellen. Ik legde haar uit dat er zaken zijn die opbouwend zijn in het leven, en zaken die reversibel, ofte wel onproductief, zijn. Mij kussen, zei ik zo ter illustratie, is onproductief: daar volgt niets hogers of beters of schoners uit – enkel een momentane bevrediging van een momentane begeerte. Ik maakte het haar duidelijk door de stem van onze gemeenschappelijke autoriteit, Nietzsche. Boven alles, zei hij, moeten we scheppen, en als er nog iets hogers is dan het scheppen zelf, dan is het wel het schenken, zei hij, ja, het schenken, het delen en meedelen van die geschapene zaken. Maar wordt er dan iets geschapen in dat bevlogen ogenblik van de kus? – “I like it when you talk like that,” zei ze. Ze wou me nog steeds kussen, nog meer zelfs.

Niet veel later gingen we door. We namen een taxi. Zij betaalde. We gingen nog eens langs op het ander Einweihnungsparty, wat een gek feestje beloofde te zijn. Ik had ze overtuigd. Het was bovendien vlakbij Anna’s flat. Ik had haar het bezoek aan dat feestje voorgespiegeld als iets productievers dan seks – een hele uitdaging. Maar ja, het loonde. Het was een zeer bijzonder feestje, onvergelijkbaar en het bezoekje waard. Al bij het binnenkomen van het gebouw leek het een inwijding zonder weerga te worden. In de traphal ontmoetten we de eerste zingende dronken mensen en we wandelden naar boven. De flat zag eruit als een flat in een kraakpand. Het was donker en er hing veel rook. Als vestiaire stond er een winkelkarretje. Er stond een oude, onbruikbare strijkplank opgesteld met wat brol op. Maar het ging nog veel verder dan een winkelkarretje en een strijkplank. Overal lag en hing brol, op de grond, hangend aan het plafond, met nagels aan de muren getimmerd. Het leek wel decoratief, enkel wat minder mooi.

Er liepen mensen heen en weer, dronken, stoned. Er was kennelijk zodanig veel volk uitgenodigd dat men ons niet voor vreemden aanschouwde. Maar best, want de meisjes die mij uitgenodigd hadden bleken algauw weg van deze planeet. We wandelden wat rond als Westerlingen in een arm land, vrijblijvend, zonder enig engagement, de omgeving afschuimend naar merkwaardige voorvallen om ons later nog interessant rond te maken bij onze vrienden in een boeiend discours over onszelf. We volgden het geluid van de muziek naar één van de kamers. Er speelde luide drum ’n bass. Er was een dj aan het werk. We luisterden even. Niemand danste. Groepjes zaten op de grond over de hele kamer uitgespreid. We herkenden niemand, maar niemand herkende ons. Er was echter geen plaats vrij op grond om ons ergens bij te zetten. We liepen naar een andere kamer waar alleen twee zetels stonden. Daar zat Wendy – het meisje waarvoor het feestje georganiseerd werd. Ze herkende me niet. We liepen door. In de keuken zat er nog een heel gezelschap. Aan de deur van de keuken stond Anna, de Anna die me uitgenodigd had twee weken voordien op de Angewandte. Ze stond er met een vriendin van haar. Ze was druk in een onderonsje verdiept met een vriendin. Ze knipperde het licht van de keuken aan en uit. Zij en haar vriendin gierden het uit. Ik verstond totaal niet waarom. Ik voelde me echt een toerist. Bovendien herkende ze me niet. Maar het kwam er niet op aan. Er liepen zo bijvoorbeeld de hele tijd mensen in de keuken rond maar niemand vroeg Anna om het licht aan te laten. Dat had allicht geen zin. Ze was weg. Dat wij eveneens zowat in een eigen wereldje vertoefden – terwijl we het hele gedoe overigens becommentarieerden met meedogenloze cynische kritiek – deed ons er eerder bijhoren dan afstandelijk uitschijnen. Het hele gedoe mankeerde dan ook nog maar de minste zin: daartegen zou geen van hen het verweer opnemen.

Iemand speelde op de fluit in de gang en we gingen kijken. De fluit hing er met een doel. Ze opende de deur van het toilet, werd ons verteld. De fluitist deed het voor. Maar de deur opende niet. Hij floot wel behoorlijk goed. Ik probeerde het ook eens. Het was wel tien jaar geleden dat ik een blokfluit proberen bespelen heb. Maar de deur ging open. Ze gaf uit op een rij ondefinieerbare plastieken dingen aan touwtjes van waaronder vervolgens een meisje kwam gebukt. De weg naar het toilet had duidelijk meerdere obstakels. En ik had de magische fluit weten te bewerken. Ik gaf ze terug aan de kerel naast me.

Anna babbelde geamuseerd met de fluitist en enkele van zijn vrienden. Ik kon wel raden waarover het ging maar hun Oostenrijkse woordgrapjes en andere onnozelheden gingen grotendeels aan mij voorbij. Hoe ze er op waren gekomen om zulk een brol aan het deurframe naar het toilet te hangen was me overigens een raadsel. Creatief was het anders wel. En gek. Ja, en ik kon me van langsom beter een beeld vormen van de mensen waarmee ik hier te doen had. Nog zo één: een meisje met een geweldig idee kwam bij mij staan. – Met Duck-tape valse wimpers maken! Yeahhh! – We kleefden stukjes op onze elk van onze oogleden en probeerden anderen voor deze nieuwe trend te winnen, maar onze nieuwe Duck-tape-wimpers-vereniging kwam helaas niet erg van de grond en we zochten dan maar een andere hobby. Ik trok terug naar Anna en na enige tijd besloten we dan maar terug naar het appartement te gaan. Ze had genoeg op de fluit geblazen, zei ze, ze wou eens wat anders doen.

Volgende dag keerde ik uitgeput terug naar Evelyn. Ik keek een film op mijn laptop en ging vroeg slapen om volgende dag wat Duits te studeren.

Maandag begon ik weer aan mijn studiewerk. ’s Avonds ging ik weer naar Benedikt. Hij had al langer een ‘wurstelflekken’-etentje gepland voor zijn vrienden van de Weense groep van couchsurfing, en als zijn vorige gast kon ik de uitnodiging moeilijk weigeren. Het bleek een typisch Oostenrijks gerecht: pasta (‘flekken’) en vlees (‘wurstel’) en dat was zowat heel het gerecht (spijtig genoeg voor de vegetariërs).

Benedikt had er de week voordien meermaals over gesproken. Alle drie de meisjes waarmee hij uitging zouden er aanwezig zijn, plus een ex van hem, die het naar verluid overigens helemaal niet kan vinden met één van die drie, en dat is, Zulema. Ik was verrast. Hij had me voordien nog nooit gezegd dat Zulema tot die drie behoorde. Maar het was evenwel enigszins teleurstellend. Er was geen greintje spanning te bespeuren. Benedikt had duidelijk overdreven in het nabootsen van die PUA-retoriek. De manier waarop hij met elk van de drie sprak, was zo nuchter, zo ontnuchterend steriel, dat er geen enkele aanleiding tot jaloezie was – helaas. Benedikts drie ‘mogelijkheden’ waren drie meisjes waarmee hij samen een wandeling door een park had gemaakt. Hun hand vasthouden hield wellicht nog teveel engagement in. – En dat ondanks zijn vrouwonvriendelijk getint discours over het daten en versieren meerdere meisjes tegelijk.

Ik babbelde wat met Benedikts nieuwe couchsurfster. Ze was inderdaad knap. Ik moest Benedikt gelijk geven mij buiten te steken omwille van haar. Met meisjes als zij overtuig je eender welke jongen om zich bij couchsurfing lid te maken. Ze kwam uit Sint-Petersburg en het was voor haar de eerste keer dat ze alleen reisde met couchsurfing. Ze wou op twee weken zowat gans Europa aandoen. We spraken verder over cocktails en het plezier van zich bezatten. Ik vertelde haar ook dat het wel iets typisch lijkt voor mensen die in Wenen komen couchsurfen: allemaal blijven ze maar enkele dagen en allemaal hebben ze een belachelijk strakke planning waarin zowat alle grootsteden van Europa passen. Misschien verzamelde ze foto’s van overheidsgebouwen, ik vroeg het haar. Neen. Maar met een andere verklaring kon ze me ook niet helpen en we babbelden nog wat over onze favoriete cocktails.

De volgende avond bleef ik eens binnen. Het was nodig eens wat rust te nemen van dit bewogen leven van de laatste dagen – om nog niet te spreken van die verdomde achterstand met mijn blogs.

Later kwam Matej thuis met de mededeling dat hij net had geneukt. Matej was homo, en uit zijn mond brachten de woorden “I just fucked” heel wat meer en beduidend anders geaarde beelden met zich mee dan wanneer de eerste de beste machistische, een tikkeltje seksistische man die uitspreekt. Vanbinnen huiverde ik – alhoewel mijn tolerantere zelf dat naar buiten toe hoegenaamd niet liet merken: ik lachte er zelfs om. Hij vertelde Evelyn verder alles over zijn passionele maar liefdeloze seksuele belevenis. Het was seks zonder passie, luidde zijn oordeel. Wellicht bedoelde hij echter passie zonder affectiviteit, of passie zonder intimiteit – maar ik hield mijn kritiek wijselijk voor mezelf. Ik trok me wat terug met mij pc in de andere kamer, en trachtte bij zijn beschrijvingen van liefdeloze homoseks zoveel mogelijk te vermijden dat beelden me spontaan voor de geest kwamen. Ik moest ten slotte nog met die kerel in dezelfde kamer slapen, en hoe sympathiek hij ook was, sommige zaken begrijp ik niet, wil ik niet begrijpen, en wil ik ook zelfs niet inbeelden of al maar proberen te begrijpen. (Tjah, misschien moeten alle heteroseksuele mannen eens op therapie.)

Volgende dag had ik na de les weer met Anna afgesproken. Ze nam me mee naar een verjaardagsfeestje van een vriend. Het was in een pub te doen, een Irish pub. De vriend was een ex van Anna, een ex uit de middelbare school, van ongeveer tien jaar terug, en nog altijd een goeie vriend. Het was tien uur. Hij was er al van zeven uur. Hij was stippeldronken. In al die tijd dat ik al in Wenen was, was dit evenwel misschien de eerste keer dat ik met enkel Oostenrijkers pinten in een bar dronk. Het was een leerrijke ervaring – al is met flink wat korreltjes zout op te vatten. Die jongens konden drinken, dat konden ze goed. En ze konden ook goeie moppen maken, eerlijk. Van het Oostenrijks verstond ik op zich maar weinig, maar de moppen waren quasi universeel (universeel wat het mannelijke geslacht betreft dan wel): grof, totaal overdreven, en veel te expliciet om mooi te zijn. Zo leerden ze me bijvoorbeeld een Käsekrainer bestellen in het Oostenrijks (dat is trouwens de typisch Weense worst met ook kaas in, die te koop is op elke hoek van de straat in een Würstelstand): “Ae eijtieke mit am boegl oend regelbloetoeng” (letterlijk: een wonde met een bochel broot en menstruatiebloed).

Ze vertelden me ook hoe Anna was rond haar 16de, meer bepaald hoe verlegen en teruggetrokken ze toen was. Toen dronk ze nog niet, verklaarde ze. Ze verzocht een overtuigend excuus te maken met het eigenaardigste argument: toen dronk ik nog niet. Drank had haar opengemaakt. En ja, ofschoon haar serieuze, diepzinnige interesses, zei ze het plezier van het drinken wat laat ontdekt te hebben, té laat. Ja, hoe vroeger dat men zichzelf herontdekt in staat van dronkenschap, hoe vroeger men zichzelf heranalyseert door de glazige, bloeddoorlopen oogjes van een dronkenlap, des te beter! – Al bij al, na enig komisch overleg, moest ik toegeven dat deze uitspraak misschien wel in het algemeen ook nuchterder is dan wijzelf, wij zelfingenomen, zogeheten gelegenheidsdrinkers aan onszelf durven toegeven. Alcohol is als een sleutel tot de samenleving, of althans, een sleutel tot wat wij in deze modus van samenleven als de samenleving bestempelen.

Wie auch immer, na enkele pintjes wou Anna me eenvoudigweg weer kussen. Dat ik haar weerhield, dat ik haar eruit trachtte te praten, trok haar louter meer aan. In een schermspel van bewegingen en schijnbewegingen van toenadering en onttrekking praatten we weer over het grote filosofische probleem dat bij die wil tot kussen komt kijken, namelijk dat elke kus ijdel is en elke aanraking dadelijk weer met het werpen van haar schaduw in de harde werkelijkheid van het leven verdwijnt. Misschien waren die melancholische gedachten des te meer stimulerend om het nu en hier te genieten. Elk leven is ijdel, en net zoals het zich onttrekken van de aanraking haar schaduw uitwerpt over het gevoelig naijlende lichaam, kan je ook zeggen dat de dood dadelijk een schaduw op ons leven zal uitwerpen en dat alles dadelijk weer verdwijnen zal uit dat zinnelijke moment van bestaansgenot. Er is niks hogers – maar eenmaal dat aanvaard, biedt slechts weinig uitzicht.

Anna had heel wat diepe, existentiële gedachten over ijdelheid en we kwamen algauw uit bij een doorgedreven beschouwing van de waarde van het leven (ja, ook Uw leven, mijn waarde). We besloten dat een project het hoogste is wat men voor zich uit kan scheppen, betaalden en gingen naar huis, naar haar huis. Het werd weer een geweldige nacht van intiem plezier. Meerdere keren werden we ’s nachts wakker en begonnen we opnieuw – te discussiëren over leven, genot en ijdelheid – neen, grapje.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten