donderdag 15 januari 2009

Kerst in Lyon

In Lyon werd ik opgewacht door Eric. Het was Kerstavond en we zouden dineren bij een couchsurfster van Quebec die hier tijdelijk in een colocation onderhuurde. Eric leidde mij op een drafje door het ingewikkelde openbare vervoersnet en ik snelde met mijn valies achter hem aan. We kwamen uiteindelijk terecht bij een adres in Cours Gambetta, een drukke laan in het hart van Lyon. Het was een groot appartement en ik werd warm en in een aangename sfeer ontvangen. Eric, de Quebecse Caroline, en een vriend van Eric, Yann, die ik ook eerder al had ontmoet, ontvingen me met een geïnteresseerde houding, met een gezellig plaatsje in hun midden waarin ik me kon thuis voelen – in deze periode van naastenliefde.

Met wat improvisatie werd een kalkoen bereid. We aten elk meer dan we opkonden en dronken verschillende flessen wijn. We dronken de hele avond door en speelden nog wat spelletjes en praatten. Het werd laat, algauw te laat om een metro te nemen, en we besloten om te blijven slapen.

De volgende dag gingen we een ontbijt kopen in een supermarkt en we aten samen op de flat. Yann wou een rollerskate-tocht maken door de stad en stelde voor dat Caroline en ik een fietsje namen en meegingen. Eric ging zich douchen ging later achterkomen. En zodus gingen wij alvast op weg. We reden door het park en praatten. Het was gezellig.

Het was kerstdag. Het was koud maar het park krioelde van de jonge ouders met buggy’s en kleuters. Ik ontwikkelde de theorie dat we niet te naïef mogen zijn ten aanzien van die schattige kleine mensenjongen. Het is immers een reusachtig complot: ooit zullen zij allen samenspannen om ons van de macht te verdrijven! Ooit zullen zij onze plaats innemen! Hoe hard we ook werken, hoe hard we ook proberen: ze zijn als aliens die een invasie voorbereiden, die lieve schattige dreumesjes met hun snoezig bolle rode wangetjes. Ze zijn uit op de macht over de aarde en al wat errond zweeft, en je bespeurt het nu al in de glans in de ogen van sommigen onder hen: ze zijn genadeloos! Wees gewaarschuwd!

Yann was iemand die mijn humor wel kon lusten. En de Quebecse Caroline lachte geamuseerd mee. Ik kon na zaterdag (wanneer Eric en Yann naar Engeland vertrekken) misschien wel bij Caroline logeren en ik speelde daar enigszins strategisch op in. Ze sprak wel met een vreemd accent, en ze gebruikte veel woorden en uitdrukkingen die ik niet kende, of ze gebruikte ze anders. In Quebec gebeurt alles bijvoorbeeld ‘tantôt’ (net als ‘à tout à l’heure’ betekent het ‘straks’ en ‘zoëven’). Maar in Quebec gebeurt gewoonweg alles ‘tantôt’.

We wandelden en praatten gemoedelijk. Het was een feestdag, een dag zonder verplichtingen, en zo kuierden we gelijkmoedig tot zonsondergang. Eric liet maar laat van zich horen. Yann had een afspraakje met zijn vriendin en Caroline en ik spraken af met Eric en het centrum. We gingen met ons drieën vervolgens een pint drinken in een Irish Pub.

Ze stelden me de meest onmogelijke vragen over filosofie en mijn favoriete filosofische systemen. Ik vertelde dat ik van alle filosofie hield, die geen mentale masturbatie inhield. Ik bedoelde het ironisch – voorzover ik weet is alle filosofie grotendeels ontsproten uit mentale masturbatie – maar Caroline verstond ‘metaal’ in plaats van mentaal en we probeerden ons allen voor te stellen hoe masturberend metaal eruit zou zien. Een beetje naast de kwestie maar wel grappig.

Later legde ik Heideggers ‘Lichtung’ uit als een fijne spleet waarin alle bewuste handelen gebeurt, een spleet die ik voorstelde met mijn twee handen, eerst samenknijpend op elkaar gedrukt, als in bidhouding, en dan de palmen lichtjes openend, alsof ik een opening maak waardoor het licht te zien door de samengedrukte handen heen. En dan zei ik: dit is Heideggers ‘lichting’, de speling in het Zijn: de speling waarin het handelen afspeelt – de speling die bij de dieren niet bestaat, waardoor zij blijven steken in instinctieve gedragingen. Wij hebben die ook, maar wij hebben een speling, een ruimte waarin de reflectie aangrijpt, een speling waarin het licht schijnt op onze handpalmen, waardoor onze palmen als het ware elkaar kunnen zien.

Een knik en een ‘hmm’ bevredigden mijn kleine peroratie. Maar ze hadden het begrepen, en dat voelde goed. – Ik ook, ik had het begrepen: Leffe bevordert de luciditeit – quod erat demonstrandum.

We gingen eten bij Eric. Er waren nog enkele dingen die dringend op moesten. Yann kwam ons bij Eric vergezellen en we aten, dronken en praatten. Yann hield ervan op over de sociale samenstelling van de verschillende Franse steden te praatten, en, specifiek, over het gemak waarmee een man een vrouw aanspreekt. In Lyon was dit blijkbaar niet zo vanzelfsprekend. Hij vertelde dat iemand die mensen hier op straat aanspreekt al vlug als freak wordt beschouwd, en hij zei dat de meerderheid zowat in hun milieu blijft hangen, dat je welhaast uitsluitend mensen leert kennen als je in bepaalde netwerken zit. Ik zei dat je toch altijd bepaalde trajecten hebt waarop je steeds dezelfde mensen tegenkomt, waardoor je je van langsom vertrouwder bij mekaar begint te voelen, en waardoor contact niet meer zo vreemd wordt ervaren. Yann hield voet bij stuk dat dit in Lyon anders is, en ik gaf toe dat ik moeilijk kon vergelijken, enerzijds vanuit mijn gebrek aan ervaring, en anderzijds gezien het eenvoudige feit dat ik nu in Lyon ben en niet ergens anders, en dat elke abstractie van hieruit gebeurt.

Nadat Caroline en Yann vertrokken keken Eric en ik enkele afleveringetjes van Californication, en erna gingen we slapen. De volgende dag hadden we met Yann en Caroline afgesproken in het centrum. Het was vakantie voor Yann en Eric en ze profiteerden ervan om buiten te zijn. Yann was weer op rollerskates – en ik benijdde hem ervoor. Caroline had gezelschap meegebracht, Cédéric, een jongen met een driepotige hond. Zijn hond had geen leiband maar luisterde blijkbaar goed genoeg. Caroline stelde Cédéric voor en vertelde dat hij tijdelijk in de colocation verbleef. Hij was de broer van Jérôme, die op zijn beurt de vriend was van één van de colocatrices. Het duurde even vooraleer ik begreep wie waar precies woonde en waarom. Cédéric en Jérôme waren in Lyon opgegroeid, en ze vierden de feesten bij hun ouders. Daarom logeerde Cédéric bij zijn broer Jérôme, diens vriendin, Julie, en Caroline.

Cédéric was afkomstig van een stadje in de Provence net boven Aix-en-Provence. Hij was architect, maar had kennelijk overdachte idealen, en al snel nadat ik zei dat ik filosofie had gestudeerd, kwam zijn tong los en werden er met veel zin voor nuance tal van interessante denkbeelden geschetst. Hij vertelde over oosterse en westerse systemen van zingeving en schetste zijn geprefereerde verhouding van (westerse) filosofie en Taoïsme.

Hij was wat slordig gekleed, als een ‘babacool’ zoals dat hier heet, een hippie, maar hij was helemaal niet tegen alles en nog wat, zoals de doorsnee anarchist. Hij had meer interessants te vertellen, en had een opmerkelijk positieve en ontvankelijke attitude. Hij deed me wat aan Coelho’s Alchemist denken. Hij had architectuur gestudeerd maar had na zijn studies twee jaar schapen gehoed om in de Provence als herder te leven, vooraleer zich in het raderwerk van de moderne wereld te smijten – en er uit alle macht in mee te proberen draaien. Hij was echt niet bitter, zo bleek, en hij beschreef hoe hij zich vrij en gerespecteerd voelde in de firma waar hij thans in meedraaide. In zijn blik was de ontspannen afstandelijkheid af te lezen van iemand die weet wat hij wil. We liepen door de Lyonaise hoofdstraten en hij hield zich kennelijk volkomen afzijdig tegenover het hyperburgerlijke tafereel dat zich voor ons afspeelde. Hoe onaangepast hij ook leek, hij leek in zekere zin te houden van deze in en uit elkaar krioelende massa. Hij leek er zijn thuis in te vinden, in de massa. En ondertussen volgde zijn blik volgde zijn hond, heen- en weerhollend door de massa, gerustgesteld dat die steeds terugkwam, gehoorzamend, eensgezind met zijn baasje.

We liepen het historische centrum in, en volgden een route door allerlei ‘traboules,’ kleine sluipweggetjes langs binnenplaatsen en tussen de gebouwen door. Langzaam aan klommen we de heuvel op. De trappen volgden elkaar op. Bovenop de heuvel stond een basiliek en een kleinere versie van de Eifeltoren te pronken. We namen een foto en genoten het zicht over de stad. Het was bewolkt, en de stad grijs en grauw. Lyon is een grote stad, maar in tegenstelling tot vele andere grootsteden betekent die grootte hier gewoon veel van hetzelfde. Het enige wat er in het landschap wat uitsprong was ‘het potlood’, een grote bruine cilindervormige toren met een piramide (en een grote Crédit Lyonais-lichtreclame) op het dak. Het landschap bestond verder grotendeels uit hoge herenhuizen van wel acht verdiepen. En vooral veel van hetzelfde. We zochten een bar op voor iets warms en begonnen de afdaling.

Ondertussen stond Yann nog steeds op rollerskates. Een trap opwandelen met die dingen, had nog niet zo moeilijk gebleken. Maar de weg die we namen voor de afdaling, bleek een pak moeilijker. Grote treden die licht afhelden gaven een serieuze knik elke meter. Yann waagde een slalom, maar elke meter, elke trede vormde een reusachtige hindernis. Hij waagde zijn leven. Wij lachten uitgelaten om zijn geknoei. Het reed uiteindelijk van muur naar muur, afremmend door zich te laten botsen ‘knal’ op de muur. Ongeveer veertig minuten aan een stuk balanceerde Yann zich spastisch met zijn armen om zich heen zwierend, terwijl Caroline, Eric en ik onze lach nauwelijks konden inhouden. Ik maakte er een filmpje van.

Langzaam aan daalden we af naar het stadcentrum en mijn lust naar interculturele vergelijking fluisterde me toe een kebab te gaan eten. En dat deden we ook. En er zijn uiteraard veel gelijkenissen. Zo vragen ze ook hier: “Met alle groenten?” met een belabberd accent en alles erop en eraan. Maar er zijn inderdaad ook verschillen. We betaalden 4 euro 50 voor een fijne (naar Overpoort-maatstaven) Durum met frieten; het vlees was opvallend weinig gekruid en ook de saus was slap van smaak; maar er werd ons wel een karafje water met bekertjes geserveerd. Maar ik had toch zin in een goeie ouwe ‘pitta met cocktail- en looksaus alsjeblief: ja met alles erop.’ Maar interessant!

Na het avondmaal gingen we naar de colocation van Caroline. We zagen er Cédéric terug, en maakten kennis met zijn broer, en de vriendin van zijn broer, en een hele reeks andere mensen. Er was een klein soireetje aan de gang. Ze moesten nog beginnen eten. Ik probeerde Heideggers metafoor voor het bewustzijn nog eens uit te leggen, maar nu aan Cédéric, en ik legde het uit als de ruimte die tussen mijn hand en mijn ogen is, waardoor een reflectie kan optreden van lichtstralen, en waardoor het zichtbaar wordt. Ik hield de hand voor de ogen en nam geleidelijk afstand. Dit was een andere metafoor, maar ik vond het ook sterk, als fundamentele filosofie, als ‘metafysica.’

Ik had er met Caroline al van de eerste dag over gesproken en ik zou vanaf de volgende dag tijdelijk deel uitmaken van haar colocation. Er was in elk geval plaats genoeg, en een betere ligging om de stad te verkennen kon mij hoegenaamd niet indenken. De colocatairs vertelden me dat ze geen nood hadden aan een website als couchsurfing, want er waren voortdurend vrienden of kennissen op bezoek. Twee zetelbedden en een matras in de leefkamer getuigden daarvan. Ze waren goed uitgerust om gasten te ontvangen.

Eric en Yann vertrokken de dag nadien op reis voor een weekje Engeland. Ik vertrok met Eric voor de laatste keer naar Villeurbanne. De volgende ochtend wekte hij me met verste koffiekoeken. Hij zette het ontbijt op het terras en we aten in een fris winterzonnetje met uitzicht over het moderne Place Grandclément. Eric vertelde dat dit misschien wel nog de nieuwe hippe wijk van Lyon kon worden. Het is modern, hip, levendig, en alles is er aanwezig. Een centrum buiten het centrum – maar betaalbaar en mensvriendelijk.

We reden samen naar het centrum. Ik ging nog eens mee afscheid nemen van Yann, en ik zocht Caroline op.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten