zaterdag 17 januari 2009

Einde van het jaar

Zoals vaak na een verhuis voelde ik me wat ontworteld. Maar dit maal leek het allemaal te gemakkelijk te gaan. Ik leek uit het oog te verliezen wat ik wou, alsof ik me hier in één of andere middelmatigheid zou vestigen, alsof ik me verloor in compromissen, ik voelde me verscheurd tussen mijn momentane wensen en de tijdelijke uitdrukkingen die ik eraan gaf. Ik geloofde nu eens dit en dan weer dat. Wat was ik nu weer aan het doen? Twee maand en een half, en die dermate eenvoudige vraag leek nooit zo moeilijk te beantwoorden geweest. Ik werd niettemin warm verwelkomd door Caroline en het was er rustig in het appartement. Ik schreef wat. Want ik had heel wat dagen in te halen en heel wat blogs af te werken.

’s Avond zou er een uitwisseling van boeken gebeuren. Het werd weer een soireetje. Er zou rijkelijk gekookt en gegeten worden en erna zouden we boeken uitwisselen. De instructies waren: iedereen koopt het beste boek dat hij of zij ooit gelezen heeft; en die boeken worden dan willekeurig uitgedeeld. Caroline en ik gingen naar een tweedehands boekenwinkel. Ik kocht (voor de vijfde maal ondertussen) Zen en de Kunst van het Motoronderhoud – weliswaar in Franse vertaling.

De maaltijd bleek heel feestelijk. Het was lang geleden dat ik vis gegeten had. We aten en dronken, en na de maaltijd haalde ik een fles whisky boven die ik had gekocht voor een kleine degustatie. Ik praatte over heel zwaarwichtige zaken met Cédéric. Hij vroeg zich zo bijvoorbeeld af of het mogelijk was om niet te verleiden, om zich te onttrekken aan die sociale draaimolen van interacties die altijd weer in het verlengde lijkt te liggen van een oppervlakkige hang naar affectie. Ik zei dat iedereen geliefd wil zijn door iedereen, en dus iedereen enigermate verleidt. Niet verleiden betekent uiteindelijk niet bestaan, of toch op z’n minst: niet bestaan voor de anderen. Het leek tegen enkele van zijn fundamentele levensprincipes in te druisen, ook al wist hij niet meteen waarin hij me kon tegenspreken.

De volgende dag wou ik schrijven. Ik wou mijn stuk over Bordeaux afwerken. En ik maakte ook grote vorderingen. Ik was alleen en genoot van de rust. Niet lang nadat Caroline terug was, kwamen ook Julie en Jérôme me vergezellen. We babbelden wat, en al snel dreef de discussie af naar serieuzere onderwerpen, van de gewoonten van de Lyonaise jongeren, over de televisie, het internet, en ten slotte het verderf van de wereld en alles wat daarbij hoort. Ze bleken er wel voor uit te komen dat ze tot de categorie bourgeois-bohème behoorden, hoe alternatief ze zich ook kleedden, en hoe zuinig ze ook omsprongen met energie en grondstoffen. Het is eenvoudig: wij blijven rustig ons gewone gangetje gaan, terwijl de rest van de wereld kreunt onder de tekorten; wij maken deel uit van die bourgeoisie waar mensen als ons al decennia lang hun venijn op richtten – hoe venijnig onze kritieken vandaag ook nog zijn: we gaan door.

De volgende dag werd eveneens een schrijfdag. ’s Avonds ging ik met Caroline naar een couchsurfing-meeting. In het begin ergerde ik me weer wat aan de gesprekken onder die behaagzieke mensen die zich couchsurfers noemden (‘mensen zonder vrienden’, vatte ik ze samen).

Ik leerde ook Jérémie kennen. Hij was al langer lid van couchsurfing maar had voordien nog nooit van dit soort meetings gehoord. Couchsurfing was dus ook een community in het echt. Hij had het net ontdekt en was er nu dus in Lyon voor het eerst bij. Ik vertelde dat dit soort meetings wat lijken op plaatsen waar mensen zonder vrienden elkaar treffen.

Caroline en ik spraken hem over oudejaarsavond en vroegen hem wat hij zou doen, en of we eventueel mee zouden mogen doen. Hij zei onmiddellijk ja en hij nodigde ons uit voor alles en nog wat. Hij prijsde zijn flat zo bijvoorbeeld aan als de beste plaats om te couchsurfen waarop ik vroeg of ik eventueel naar zijn flat mocht verhuizen. ‘Geen probleem’, en dat was ook zijn antwoord op al onze andere vragen. Hij nodigde ons uit om de volgende dag een thee te komen drinken op zijn flat. We namen afscheid en gingen slapen.

De volgende dag voelde ik me wat groggy van de vele biertjes. We aten en gingen naar Jérémie. Het regende dus deden we behoorlijk weinig. Jérémie’s colocatair Allan was aan het werk. Ze werkten beiden als beeldhouwer/knutselaars: ze maakten kleine modelletjes van cartoon- en tekenfilm-figuren. Jérémie en Allan hadden van hun hobby hun werk gemaakt.

De volgende dag – de laatste dag van het jaar – ging ik tegen de avond samen met Caroline naar Jérémie. Ik maakte mijn slaapplaats in hun atelier en we praatten nog wat. Vervolgens vertrokken met ons vieren, met Alan, Jérémie, Caroline en ik, naar de soiree waarop we uitgenodigd waren. Allan was 23 en bleek heel gepassioneerd in zijn werk. Wat ooit als hobby begon, zorgde er nu voor dat hij heel wat erkenning in het professionele milieu van het ‘figurisme’ kreeg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten